kwam doorbrengen en hoe er, tijdens het schooljaar, een drukke briefwisseling ontstond tussen Avelgem en Brugge ‘uit wederzijdsche behoefte aan confidenties en ontboezemingen van geestdriftige, opgewekte en kunstminnende jeugdmakkers.’ Onthield Heeroom zijn Avelgemse neef elke aanwakkering, ook Caesar gaf hij geen poëtische leiding: dichtproeven van hem liet hij onverbeterd liggen, terwijl hij gedichten van Seraphijn Dequidt en eerstelingen van Aloïs Walgrave met zorg en toewijding overwerkte. De Heer ende Meester koesterde zeker geen dromen van literair nepotisme. Des te meer waren de twee neven op malkaar aangewezen en Caesar zond zijn verzen ter inzage naar Avelgem. Het bovenvermelde sonnet Avondrust liet hij met de zegen van Streuvels verschijnen.
Niet alleen gedichten en brieven, ook boeken gingen met de post of de voerman weg en weer tussen Avelgem en Caesar's verblijf te Brugge, Leuven en Kortrijk. En de aartslezer Streuvels was hier natuurlijk de gevende. Uitgaven en vertalingen van Shakespeare, Van Deyssel, Kloos, Perk, de Goncourt, Flaubert (Brieven); de Vertellingen van Poe; Goethe (Faust; Brieven; Gesprekken met Eckermann); Balzac (Vie parisienne); Tolstoï (Oorlog en Vrede; Volksvertellingen); Verhaeren; Huysmans (La Cathédrale); Hello (L'Homme); Loti (Pâcheurs d'Islande). Uit verdere aantekeningen van omstreeks 1900 blijkt dat Caesar dweepte met Jours de Solitude van Octave Pirmez. een titel die dertig jaar later in zijn Solitudo (1927) zou naklinken.
Onder het impuls van Streuvels, die in de Duimpjesuitgave van Delille (Maldegem) voor een reeks ‘Buitenlandsche Schrijvers voor Vlaanderen’ instond, heeft Caesar medegewerkt aan de vertaling van Vertellingen der Gebroeders Grimm (1904; n. 42 van de Duimpjesuitgave); in 1905 verscheen zijn vertaling van de Vertellingen van Poe (nr. 52); hij bereidde verder een vertaling van Vertellingen van Grillparzer, een werk dat onvoltooid en onuitgegeven bleef.
De medewerking van Caesar Gezelle aan Biekorf loopt over nagenoeg dertig jaren. Boven de schuilnaam C. Verbrugge, alias Verbrugghe, staat - naast zijn eerste gedicht uit 1898 - een opstel over Taalgevoel en Taalzuivering, naar aanleiding van de bekende Gallicismen van W. De Vreese (1900, 81-85). Vanaf 1901 tekende hij Caesar Gezelle; alhier publiceerde hij grotendeels de gedichten die naderhand gebundeld werden in Verzen (1902), Primula Veris (1903), Leliën van Dalen (1909),