Biekorf. Jaargang 53
(1952)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe crisis in de westvlaamse kantnijverheid in 1848.Op 24 Februari 1848 brak te Parijs een onwenteling uit, die ook haar invloed had op de economische toestand van onze provincie. Uit de verslagen aan de gouverneur zien we, dat ten gevolge van de gebeurtenissen te Parijs, de belangrijke kantenuitvoer uit West-Vlaanderen naar Frankrijk stil viel.Ga naar voetnoot(1) Reeds op 28 Februari liet de burgemeester van Ieper weten dat de kantnijverheid, waarvan het grootste deel van de werkende bevolking moest leven, voor een zware crisis stond. Deze crisis brak uit ‘durant une saison où le travail de la femme nourrit la familie’, omdat de mannelijke arbeiders in de winter zonder werk vielen, en hun huisgezin dan moest leven met de opbrengst van het spellewerken. Daarom vroeg de burgemeester dat de stad van de regering toelagen zou ontvangen ten einde werk te verschaffen aan de mannen door de uitvoering van openbare werken. OP 2, 3, 4, en 5 Maart kwam de burgemeester op- | |
[pagina 175]
| |
nieuw terug op de crisis in de kantnijverheid. De lonen van de kantwerksters waren reeds verminderd, slechts enkele spellewerksters waren opgezegd, maar de kantfabrikanten zouden weldra met een vol magazijn staan en met een ledige kas. Daardoor zou de werkende bevolking zonder middelen van bestaan vallen. Indien de prijs van de kanten verder werd verminderd, zouden er waarschijnlijk zaterdagavond en zondagmorgen, bij het uitbetalen van de kantwerksters, onlusten uitbreken. Om deze te vermijden gingen de kantfabrikanten voort met het opkopen van kanten. Maar ze zouden dit niet lang meer kunnen doen daar ze geen de minste bestelling meer kregen. Op 2 Maart schreef de arrondissementscommissaris van Ieper op zijn beurt, dat de kantfabrikanten al hun werksters van de buiten en enkele uit de stad hadden opgezegd. Volgens hem waren er reeds 10.000 spellewerksters zonder werk. Dit aantal zou nog aangroeien. Ook te Brugge stond het slecht met de kantnijverheid. Op 4 Maart schreef de burgemeester dat de kantwerksters moeilijk hun kanten konden verkopen, vooral de goedkope ‘Loperkens’. Dit verminderde nog de weinige inkomsten van de werkende klasse. Te Menen ging het even slecht. Op 3 Maart was de prijs van de kanten met 25 % verminderd. De kantkoopvrouwen kochten niet alles meer op, en veel gekregen bestellingen werden zelfs opgezegd. Op 20 Maart werd er bijna niets meer betaald voor de kanten; de mannen die in Frankrijk werkten werden naar huis gezonden en de arbeidersgezinnen waren in de diepste armoede gedompeld. Op 23 Maart hadden de koopvrouwen uit Parijs brieven ontvangen, die hun aanraadden al hun werksters op te zeggen ‘attendu que toutes les transactions de cette branche importante du commerce sont totalement suspendues.’ Het moet ons dan ook niet verwonderen dat, wanneer de Ieperse kanthandelaar en geneesheer Hammelrath, in Juni 1851 de Leopoldsorde aanvroeg, de burgermeester van Ieper getuigde dat Hammelrath | |
[pagina 176]
| |
zich gedurende de crisis van de kantnijverheid in 1848, verdienstelijk had gemaakt door voort arbeid te verschaffen aan zijn kantwerksters. De crisis in de kantnijverheid duurde voort te Ieper. De kantwerksters die nog werk hadden, werden zeer weinig betaald, vandaar een diepe haat tegen de kantfabrikanten. Op Donderdag 29 Juni, octaafdag van het H. Sacrament, was het te Ieper de viering van Klein-Sacramentdag, de feestdag van de kantwerksters. De vorige dag had men in de stad een opstandig liedje uitgedeeld, gericht tegen de kantfabrikanten en ook tegen de werkrechters (prud'hommes; plaidons in het liedje). Deze laatste waren slecht gezien, omdat ze de hand moesten houden aan het reglement op de werkliedenboekjes, die sedert 1845 waren ingevoerd ten voordele van de arbeiders. Veel werklieden weigerden een boekje te halen en konden moeilijk aan werk geraken. Ook werden ze door de werkrechtersraad veroordeeld en altijd in het ongelijk gesteld. De procureur des Konings zond op 1 Juli een exemplaar van dit liedje naar de gouverneur. Hij had de schrijver en opsteller ervan gevonden en aangehouden. Het was de 33 jarige dagloner Auguste Plancque, geboren en wonende te Ieper, gewezen onderofficier van het Belgisch leger. Ten gevolge van deze aanhouding was het feest van de kantwerksters rustig verlopen en had men het liedje niet gezongen.Ga naar voetnoot(1) Jos. De Smet | |
Nieuw liedeken.
| |
[pagina 177]
| |
t' Is van onze kante marchands,
Zy hebben lang genoeg or.s herte uitgefreten, Bis
Deeze verkens moeten nu van kant. Bis, Bis.
2. Complet.
De kleermaekers zynder espres gekomen,
Uyt de groote stad Parys,
Zy hebben het nieuws nu al vernomen,
Zy kreygen daer van den eersten prys,
Al voor de kazakken te keeren.
Van plaidons en kanten marchands,
Zy zullen haest de fransch tael gaen leeren, Bis.
Dees verraeders moeten uyt ons land. Bis, Bis.
3. Complet.
Dat zullen deze capoenen gaen vaeren,
De plaidons zyn nu afgeschaft,
Want wy beginnen daer op te dinken,
Dees verraeders hebben te veel gemaekt,
Zy rnaeken met ons geld veele plaisieren,
Om te marcheren met trommels en muzik,
Wy zullen klouk op hun kazakke vieren, Bis.
Tot een exempel voor ons Belzyk. Bis, Bis.
4. Complet.
Wy zullen onze mode doen floreeren,
Door het maeken van een nieuw kazak,
En wy ambagsheden zonder mankeren,
Hebben ook deeze mode aengevat,
Wy zullen drinken en glaezen doen klinken,
Tot floreeren voor weird en weirdin,
En de marchands van kanten te doen springen, Bis
Dat hebben wy al lang in onzen zin. Bis, Bis.
5. Complet.
Spellewerkster laet het u niet verdrieten,
Om tegen dees barbaeren op te staen,
Zy zullen ons bloed niet meer doen vergieten,
Wy zullen stryden voor ons vaen,
Al voor het geld dat zy ons hebben genomen,
Van onze kanten en gaeren-bak,
Die schoone francs moeten weder keeren, Bis.
Dat zy van ons hebben afgepakt. Bis, Bis.
| |
[pagina 178]
| |
6. Complet.
Kantwerkster al voor het letste,
En laet deeze zaeke niet meer staen,
Want ik raent u voor het alderbeste,
Eer dat zy bancroute zouden slaen,
En laet ons nu defenderen,
t'Is voor ons eygen vleesch en bloed,
Dan zullen wy ons plaisieren doen ernemen. Bis.
Al met het geld van onze kanten zoet. Bis, Bis.
Eynde.
|
|