Biekorf. Jaargang 53
(1952)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Brugse metten als historienaamToen Conscience in 1838 de ‘Slag der Gulden Sporen’ - bijtitel van zijn Leeuw van Vlaenderen - als historienaam door heel het land verspreidde, kende hij nog geen historienaam voor de overval op de Fransen te Brugge in de vroege morgenuren van 18 Mei. Hij spreekt alleen van het ‘bloedig bad in de Kronyken van Vlaenderen’. Denaam ‘Brugse Metten’ was nog niet geboren. Een eigenlijke historienaam heeft het Brugse bloedblad in vroegere eeuwen nooit gehad. In de gelijktijdige stadsrekening wordt de dag een paar maal vermeld als ‘goede Vridach’ (Annales Emulation 35, 1885, 3, 85) en Lodewijk van Velthem noteerde ca. 1316 in zijn Spieghel Historiael (RdH. 17, 1882, 209) de Brugse overlevering in het vers: Dese dach heet men binnen Brucge
goet vridach om dese daet.
In hun onderhandelingen met de Franse koning in 1307 spreken de Brugse afgevaardigden zelf van ‘le fait dou venredi de Bruges’ (Limburg-Stirum, Codex Diplom. II, 18). De benaming ‘Brugsche (goede) Vrijdag’ heeft maar een beperkt en kortstondig bestaan gekend. De Moerlemay daarentegen, gelijktijdige benaming van de opstand van 1281, leefde nog voort als een synoniem voor oproer in het midden van de 15e eeuw: de Brugse schrijver van de z.g. Kronyk van Jan van Dixmude spreekt ca. 1440 van da ‘grote mortemaey [in 1429]... in Cassele’ en van ‘vele moerlemaeys’ in 1430 te Geraardsbergen (; Lambin, 1839; 307, 310). In 1839 verscheen te Leuven een bundel Dicht-en Prozastukken van het Taal-en Letterlievend Genootschap der Hogeschool; van een zekere J.E.A. van Straelen prijkt daarin | |
[pagina 91]
| |
een heroïsch gedicht: ‘Schild en Vriend of de opstand der Bruggelingen tegen de Franschen’. Dat herkenningswoord van de Brugse Vrijdag ontmoet men, na Conscience, meermaals als een soort historienaam. Het zijn onze geschiedschrijvers van de romantische school: Voisin, Warnkönig, Juste, Kervyn, die in de jaren 1834 1847 een benaming ‘Brugse Metten’ ontwerpen naar analogie van de Siciliaanse Vesper. Ook hier ging het tegen de Franse bezetting. Aanleiding tot dat beruchte bloedbad was de belediging van een Siciliaanse vrouw bij de Vesperdienst van Tweede Paasdag; 82 te Palermo; de belediger, een Frans ridder, werd neergestoken en dit gaf het sein tot een algemene moordaanval op al wat Frans was. ‘Vâpres Siciliennes’ is een o; historienaam; Etienne Pasquier vermeldt hem in zijn Recherches de la France (1570). De naam werd echter in 1819 een Europese actualiteit door de triomf te Parijs van Les Vâpres Siciliennes, een drama van Casimir Delavigne dat meer dan een generatie op het grote repertorium zou blijven. Gedurende zijn Parijse studiejaren (1836-40) heeft Kervyn de Lettenhove dat roemruchtige stuk zeker zien opvoeren. Hier volgen nu chronologisch de teksten uit onze geschiedschrijvers waarin wij de wording van de Brugse tegenhanger van de Siciliaanse Vesper kunnen nagaan. 1834. - ‘...il parait que plus de 1500 cavaliers... perdirent la vie en cette nuit terrible de vengeance qui rappelle les vâpres siciliennes.’ Voisin, Messager Sc. Hist. 4, 1834, 335. 1835. - ‘Das Blutbad war nicht geringer, als das der sicilianischen Vesper.’ Warnkönig, Flandrische Staats-u. Rechtsgeschichte l, 206. 1840. - ‘Le mot ciceri avait servi d'arrât de mort aux Vâ; s siciliennes; les mots schild ende vriend servirent d'arrât de mort aux Vâpres brugeoises’. Th. Juste, Hist, de Belgique, blz. 150. - Deze benaming ‘Brugse Vesper’: Vâpres Brugeoises wordt nog gebruikt door C. Carton in 1849 in zijn studie over het H. Bloed (Annales Emulation XI, 86). Het is echter Kervyn de Lettenhove die in 1847 in zijn Histoire de Flandre ‘Matines de Bruges’ in omloop heeft gebracht. Hij beschrijft (II, 445j de aankomst van Chàtillon te Brugge bij valavond, somber en zinnend op wraak. ‘Ceci se passait vers l'heure des Vâpres. Si Bruges n'eüt point ses Vâpres siciliennes, un avenir prochain lui promettait des matines non moins sanglantes;...’ Het bloedbad zelf besluit Kervyn met de zin: ‘Les Matines de Bruges avaient sonné, le combat s'achevait’ (blz. 448). En nog verder (blz. 454) liefkoost hij zijn vondst, | |
[pagina 92]
| |
waar hij het wapen van de Kerels beschrijft, de apocriefe ‘goedendag des Flamings, nom depuis fameux, qui comme celui des Matines de Bruges, annonçait le réveil de la patrie.’ Zowel Metten als Goedendag spreken van nationale dageraad en ontwakingGa naar voetnoot(1). De historienaam door Kervyn gevormd en met de passende symboliek getooid, heeft zijn weg gemaakt zonder overhaasting. Met Snellaert waren velen terughoudend tegenover de revolutionnaire daad van de Brugse Vrijdag. Het is eerst in de jaren 1870 dat ‘Brugse Metten’ is doorgebroken. Dan heeft ook de Blauwvoeterie haar deel gedaan. Noemde Rodenbach De Leeuw van Vlaenderen de Ilias van het Vlaamse Volk, hij zelf heeft zijn phantasie veel meer gevoed aan de Geschiedenis van Kervyn. Naast Kerels en Blauwvoet en scharmsaks en goedendag, ontleende hij ook dankbaar de Brugse Metten uit de romantische goudmijn van de kasteelheer van St. Michiels. In 1879 beschrijft hij Groeningheveld op de avond va; e overwinning; hij overschouwt die nieuwe ‘vesper’ van Fransen en juicht: ‘Sint-Benedictus vespertijd herzingt de Brugsche Metten’. De polemiek van de historiciGa naar voetnoot(2) rond Breidel en De Conine die bestemd waren om, als helden van een legale opstand tegen de tirannie, op het monument van de Brugse Markt te prijken (1887), heeft verder medegeholpen om de Brugse Metten als historienaam algemeen te verspreiden. Eigenaardig is het lot van een gedicht ‘Brugsche Metten’ in datzelfde jaar van de Breidelfeesten (1887) door Gezelle geschreven voor het St. Lodewijkscollege als tekst voor een cantate. Het stuk verscheen in Rond den Heerd (22, 1887, 297) onder de titel ‘Brugsche Metten’, maar heeft in de uitgave (Tijdkrans) van Gezelle zelf zijn titel verloren. Op aan- vraag van Edgar Tinei, die met de tekst van die ‘Metten’ geen weg kon, heeft Gezelle het gedicht O Vrijdag geschreven, waarin een strofe archaïserend de Brugse ‘Goede Vrijdag’ bezingt. A.V. |
|