Papiermolen te Roesbrugge. 1763.
In een oud dossier van de Oostenrijkse Raad van Financiën (Rijksarchief Brussel) lezen we dat er in 1763 een papiermolen te Roesbrugge werkte met 18 werklieden. Hij was opgericht bij octrooi van 17 Maart 1755. Vodden werden aangebracht door voddenrapers uit Ieper die de stad en heel de streek afliepen; de overige grondstoifen werden getrokken uit Ieper en Nieuwpoort. De afzet was beperkt tot het binnenland; de hoge taksen lieten geen export toe.
Deze papiermolen schijnt de enige in zijn soort geweest te zijn in de Vlaanders. Reeds in 1750 was de papierfabricatie een Brabantse industrie; de voornaamste molens werkten te Brussel, Ukkel, Vorst, Zaventem, Diegem.
Zowel de Spaanse als de Oostenrijkse regering heeft de papierfabricatie aangemoedigd. Een officieel verslag van 1755 stelde echter vast dat men, na een eeuw fabricatie, bij ons nog geen goed papier kon vervaardigen: het Brabants schrijfen drukpapier was minderwaardig. Vandaar dat de Brabantse drukkerijen zelf werkten met papier uit Lorreinen, uit het Luikse en uit Frankrijk: Rouen, Rijsel en zelfs Auvergne.
Ook de papiermolen van Roesbrugge zal maar geringere papiersoorten hebben gefabriceerd. Hoelang heeft hij gewerkt? Daarvoor missen we gegevens. Zijn bedrijf moet in de jaren 1760 bemoeilijkt geworden zijn door de schaarste aan vodden. Holland immers gaf de dubbele prijs voor onze vodden die dan ook, ondanks de versterkte douanewacht, langs een goed ingerichte smokkelhandel de papiermolens van het ‘Hollands geschept’ gingen bevoorraden.
A.V.