Biekorf. Jaargang 53
(1952)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 27]
| |||||||||||||||||
De gemene weiden op het ‘Sijseelsche’‘Dat was hier vroeger één wildernesse van krakke en brem en busch en zompelinge...’: aldus beginnen zij - de oudere onder de tegenwoordige rechthebbenden van Maleveld, Sijseleveld, Beverhoutsveld, Looweide en Gemene Weide - hun vertelling van de bekende legende van ‘Ieffrouw van Beveren’. Deze legende, die zich oorspronkelijk tot het Beverhoutsveld beperkte, hebben zij als gemeengoed overgenomen; zij zijn allen evenzeer overtuigd dat de weide de arme ‘gemeente’ werd toebedeeld als voedsel voor haar beesten. Zonder aarzelen wijzen dezelfde zegslieden u ook de oude ‘Minneroeestraat naar de zee’. Dit is een eigen landweg van de Gemene Weide van Assebroek die zuidwaarts uitweg gaf naar het Beverhoutsveld en noordwaarts, over de Gentse heerweg, het oude Velthem dwarst om, langsheen de Warande van Male, het ‘Park’ op de westzijde af te sluiten; die dan verder de Aardenburgse heerweg kruist bij Rooigem om, dwars doorheen het land van de watering van de Broek en de (huidige) Damse vaart, naar Koolkerke te lopen. Eeuwen lang hebben zij ‘die ghearvet waren an den grond... die men heet te meenewede’, hun rechten verdedigd; in elke omstandigheid hebben zij zich steeds beroepen op de aloude overlevering ‘daer geen memorie en is van der contrarien’. Zij, die oudere rechthebbenden, hebben nog brokstukken van dit wilde landschap gekend: één uitgestrekte vlakte waartussen purpere heide en geelbloeiende bremstruiken vlekten, en waterwerf en lis weelderig in zompige waterplassen tierden. De oude oorkonden zijn ook welsprekend: veld of wastine, zo heet het gehele gebied op de zuidoostgrens van het ‘park van Male’; meer zuidwaarts zijn het ackers: Couteracker, Praetacker, Bekeracker; naar de Sint-Trudoleye toe is het mersch en broek. | |||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||
Al deze velden, akkers, weiden en broeken behoorden tot het gebied van het aloude ambacht van Sijsele langs de zuidoostelijke oever van het Zwin. Zodat we mogen aanvaarden dat zij oorspronkelijk een geheel gevormd hebben en weleer een deel uitmaakten van het onmetelijk Bulskampveld dat zich langsheen de Vlaamse kust uitstrekte. Het is moeilijk te aanvaarden dat een verschillend gewoonterecht het gebruik van de onbebouwde velden van één en hetzelfde gebied zou hebben beheerd. Verschil zal eerst later ontstaan zijn, toen dichtere bevolking en splitsing van heerlijkheden een nauwkeuriger omschrijving van bepaalde gebieden als ‘gemene weide’ voor gevolg hadden. Wat er van zij, de opeenvolgende keuren of reglementen van de verschillende gemene weiden hebben talrijke kenmerken van onderlinge verwantschap en gemeenschappelijke afstamming behouden. Het zal wel geen toeval zijn dat de actuele gemene weiden op de grensscheiding van de aanpalende parochie liggen.Ga naar voetnoot(1) Maleveld en Sijseleveld, die hceksgewijs elkaar raken,vormen tevens de grens van de parochie Moerkerke, die in het gebied van de Wateringen ligt. Meer noordwaarts op, over de Maleleie, paalde het ‘park’ aan de Watering van de Broek (ook Sijseelsche). De Looweide ligt op de scheidingslijn van Assebroek en benoorden de heerlijkheid van het Maandagsche.Ga naar voetnoot(2) Over de Gemene Weide en het Beverhoutsveld, die topsgewijs naar elkaar toe reiken, ligt de parochie Oostkamp. Aan de zuidwestzijde van de Gemene Weide paalt het oude Odegem (met St. Trudoklooster). Ten zuiden vormt het Beverhoutsveld de grens met Beernem. Het is evenmin toevallig dat het grafelijk kasteel en bos grenst aan de gemene weiden van Male en Sijsele, en dat het Maleveld een blok vormt met het grafelijk | |||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||
domeingoed tot tegen Maleleie. Het ‘bevanc’ en de meersen rondom het hof van Praet (Vliegende Peerd) sluiten aan bij het Beverhoutsveld. Het hof van Assebroek lag tussen de Assebroekmeerssen en de Gemene w eide. Benoorden de waterloop van Rostune en gelegen bij de kerk, vormde het hof van Sijsele met de aanpalende ‘zwynsacker’ maar één blok tot aan de Gemene Weide.
Het voorgaande betreft het landelijk gedeelte van het primitieve Sijseelsche dat in de 1 3e eeuw reeds een feodale ontwikkeling had doorgemaakt. Langs de oever van de Reie en de aanlegplaats van het Zwin breidde de handelsstad Brugge zich steeds verder op het Sijseelsche uit en nieuwe parochiën werden gesticht. O.L. Vrouw strekte zich uit van de Reie, langsheen St. Kruis, over Velthem tot omtrent de Warande van Male; eerst in 1270 werd de nieuwe bijparochie St. Katherine aldaar gesticht. De eerste havens van Brugge bevonden zich op het Praetsche grondgebied langs de Reie - dus op het Sijseelsche - waar in het midden van de 13e eeuw de nieuwe St-Gillisparochie gesticht werd.Ga naar voetnoot(1) Steeds verder breidde de stad zich uit. Met toestemming van graaf Gwij kocht de stad in 1275 een groot gedeelte van het Ambacht van Sijsele. Aldus kwamen de paallanden van Brugge tot achter de kerk van St. Kruis. Bovendien behoorde al het best gelegen land van St. Kruis reeds tot de heerlijkheid van het Proossche; de proost van St. Donaas had zijn hofstede ‘de Spiker’ in de watering van de Broek en waarschijnlijk stond zijn tiendenschuur bezuiden de kerk van St. Kruis.Ga naar voetnoot(2) | |||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||
Tot hier ons algemeen en vlug overzicht van de toestand van het Sijseelsche, zuidoost van Zwin en Reie, in de 13e eeuw.
Van dat tijdstip bezitten we ook enkele gegevens over de gemene weide van Sijsele dank de studie van Prof. E. Strubbe over Egidius van BredeneGa naar voetnoot(1). Deze grafelijke ambtenaar, stichter van Spermalie, schonk in 1239 zijn domein te Sparemailge en gelegen oost van de gemene weide van Sijsele, aan de abdij Nieuwland. In een grafelijke akte van 1241 betreffende uitwisseling van grond wordt het Sijseelsche Veld vernoemd als pastura communis met de volgende bepaling: ‘...quam dicti homines de Ziesele de nobis tenent sub annuo censu’. De laten waren dus de graaf een jaarlijkse cijns verschuldigd voor het gebruik van deze weide. Daar het klooster van Spermalie aan de gemene Weide paalde, kwam het herhaaldelijk in botsing met ridder ‘Jhanne van Ziesele’. In haar aanklacht van 1322 vermeldt de abdis o.m. dat heer Jan haar klooster wilde beletten het gerechte aantal koeien te drijven op de ‘commun pastourage’. Immers, naar gewoonte mocht zij voor ieder betaalde denier vier koeien ter weide zenden; daar zij 5 derniers betaalde in de brieven had ze dus recht op 20 beesten. En ze kreeg gelijk. Uit deze oorkonden blijkt: 1. dat de gemene weide oorspronkelijk de graaf toebehoorde die voor het gebruik een zekere cijnsrente eiste; 2. dat de laten dat gebruik genoten sinds onheuglijke tijden en dat, op het einde van de 13e eeuw, een zekere vorm van inrichting bestond onder het toezicht van de heer van Sijsele. Na de verbeurdverklaring van de heerlijkheid ging de jaarlijkse weepennynck en zwynspennynck naar de ontvangsten van het domeingoed. Onder graaf Lodewijk van Male werd in 1356 de Keure van de gemene weide door de schepenen van | |||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||
het Sijseelsche opgesteld. Hier volgen de voornaamste bepalingen:
De gemene weide van MALE echter stond rechtstreeks onder de hoge bescherming van de graaf en ‘de ghemene dorpe’ genoot allerlei voorrechten. In de rekeningen ontmoeten we dan ook geen spoor van enige cijnsrente. De geërfden mogen zelfs hunkoeien op het aanpalend grafelijk domeingoed laten grazen mits een kleine vergoeding. Doch na de oorlog weigeren ze daarvoor nog een penning te betalen en de ontvanger boekt ronduit: ‘(1392) Et si ont cheulz de Male tant de pasture qui | |||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||
sont a eulx que nulz ne veut lieuwer (louer) ledite pasture...’ d.i. de Oostwarande. Later heeft de burgemeester ‘van commun’ het ook uitdrukkelijk verklaard aan de baljuw - vertegenwoordiger van de graaf - in het volgende geval. Een laat, Pieter Dans, had turven gestoken op de Gemene Weide en ze daarna binnen het park aan opzittende laten verkocht. De baljuw had hem voor de vierschaar gedaagd en een boete van 60 pond geëist, zonder zich evenwel op enig artikel te kunnen beroepen. De burgemeester van commune trad op ter verdediging van de laat en bewees dat hij zulks mocht doen, vermits de turf niet buiten de heerlijkheid gevoerd werd, maar binnen het park verkocht was; en om te besluiten, zei hij met nadruk: ‘Dat hij het wel doen mach, zonder mesdoen, mids dat tooorseyde veldt der ghemeente van den vorseiden parke toebehoort.’ En de laat Pieter Dans werd vrij gesproken. Bijna drie eeuwen later, toen de eeuwenoude vrijheid voor het eerst zeer ernstig bedreigd werd door de nieuwe baron van Male, Fr. Claesman, die als een dwingeland optrad, werd de keure van Maleveld in 1718 geschreven onder de druk van de nieuwe eisen. Zoals ten andere al de keuren werden geschreven wanneer de amborghers zich bedreigd voelden: ze smeekten dan telkens de bescherming af van het hoogste gezag om hun eeuwenoud recht te vrijwaren.
Volgens het leenboek van 1435 was de heer van Assebroek ‘upperhooftman van der ghemeener weede ligghende tusschen Male ende Arssebrouc die men noemt der Loweede, vermoghende daer in, ute causen van dien al sulke pasture met zinen beesten ende voordeele als andre daer anehuerdich wesende vermoghen met haren beesten in gheliken.’ Volgens hetzelfde leenboek had de heer van Praet ‘ute cause van sinen heerscepe van Praet, als heere, de kennesse van alle faiten ghevallen up tvelt van Be- | |||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||
verhoudt ende de scauwinghe van dien ende van allen boeten dare up ghevallen.’Ga naar voetnoot(1) Na het uitvaardigen van de wet op de ontginning van de onbebouwde velden, werden al deze gemene weiden, sinds het midden van de vorige eeuw, stilaan tot vruchtbaar akkerveld omgeploegd en bezaaid, doch steeds naar de aloude overlevering door de rechthebbenden alleen gebruikt. M. Cafmeyer |
|