Blankenberge bleef hij in het ‘Nederlandse Athene’ wonen, voortaan de man van één gedachte en één boek: de beroemde Annales Flandria.
In 1531 nam hij een aanloop tot dat werk met een statistische beschrijving van het graafschap. Gesteund door de geleerde prior der Brugse Willemijnen, verzamelde hij een overvloed van bronnen en gegevens die hij zorgvuldig verwerkte in zijn Geschiedenis (Compendium 1538; Annales postuum verschenen in 1561). De voornaamste bewijsstukken zou hij in een Oorkondenboek verenigen. De keizerlijke censuur heeft deze uitgave verhinderd en, in de Annales zelf, de beschrijving van de vrijheden der gemeenten fel besnoeid.
Het werk van De Meyere heeft tot in de 19e eeuw onze Vlaanderse geschiedenis beheerst. Gramaye en Sanderus hebben de baanbreker en erkende meester vlijtig geplunderd voor hun uitgaven die echter niets hebben overgehouden van dat heilig vuur, de Vlaamse geest en het Vlaamse stambewustzijn die het onsterfelijke werk van De Meyere kenmerken.
Jacob De Meyere werkte nauwgezet en critisch voor zijn tijd; gelukkig heeft hij niet al de verzamelde overleveringen verworpen. Reeds in 1835 erkende Warnkönig de waarde van de opgenomen overleveringen en betreurde het zelfs dat de grote ‘Meyerus’ er niet meer had behouden.
In de historiografie van het graafschap Vlaanderen is De Meyere verweven als geen ander auteur, en na vier eeuwen liggen in zijn werk nog vruchtbare uitgangs en aanknopingspunten voor historisch onderzoek.
Het jaar 1895 schonk de Vader der Vlaamse Geschiedenis een gedenkteken in de kerk van zijn geboortedorp Vleteren. Te Brugge verdween zijn graf met de Sint-Donaaskerk; niets herinnert er meer aan zijn naam. Nu zal Blankenberge de roemrijke ‘prochiepape’ van zijn oude St. Antoniuskerk naar verdienste eren: kerkraad en gemeentebestuur, bekend om hun ondernemingsgeest en kunstzin, staan er borg voor.
V.