Biekorf. Jaargang 52
(1951)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 276]
| |
Spinschool te Gistel en hoe men er de ‘sweerders’ gezind was.
| |
[pagina 277]
| |
den disch’ aan te nemen, onder beding dat ‘van die kynders, alle proffyt van gewin, ter causen het spinnen, zal verblyven in proffyte van het etablissement’. De volgende briefGa naar voetnoot(1) betreft de verdere geschiedenis en de toestand van de school bij de terugkeer van de zusters in 1801 na het Concordaat. Hij werd gezonden aan Mgr. Fallot de Beaumont, de nieuwe bisschop van Schelde en Leie, door Barbara Catulle, ‘principaele der doghters van den H. Vincentius a Paulo’ van Gistel. Aanleiding tot dit schrijven was het ontstellend gerucht dat een gewezen beëdigd priester, een ‘sweerder’, tot pastoor van Gistel zou benoemd worden. De stemming van de ‘parochie’ wordt er helder en treffend in getekend; de verdienstelijke ‘principaele’ zet de toestand uiteen met een vrijmoedigheid die op de hoge Overheid indruk zal gemaakt hebben. Verre van een ‘sweerder’ zou Gistel weldra de man van het ‘Memoriale’ krijgen, Melchior Gailliard, die als pastoor van St. Gillis te Brugge een énig voorbeeld van trouw en verweer geweest was. Joz. Brys | |
Brief van Barbara Catulle aan Mgr. Fallot[Gistel.......... 1802] Zeer Eerweerdig en hoogweerdigsten heer!
Laet toe dat een bedrukt gemeente, die, zoo ik durve betrouwen de glorie Gods zoekt, tot U zijnen toevlugt neemt. 't Gerugte loopt dat eenen sweerder beschikt is voor Ghistel, om er Pastor te worden, en dit gerugt is zoodanig, dat wij schijnen te moeten daer aen geloof geven, en dit noodzaekt mij van onzen staet aen uwe hoogweerdigheijd te kennen te geven en uwe vaderlijke hulpe af te smeeken. Wij zijn eene congregatie van dochters, hebbende voor patroon den H. Vincentius a Paulo. Wij zijn van Ingelmunster, eene gesonde logtstreke, met ses dogters gekomen naer Ghistel, waer het ongezonde locht is, en ons inzigt was bezonderlijk, naer de begeerte van onzen instelder, de arme kinderen | |
[pagina 278]
| |
in te boezemen de vreeze Gods en den iver tot het werk. Wij hebben getragt getrouwelijk onzen roep te volgen en onze pligten te quijten. Met het eerste jaer hebben wij alle zes eene doodelijke ziekte moeten onderstaen, veroorzaekt door de harte locht. Wij hebben beregt moeten worden, dog Godt lof niemand is gestorven. Naer het inkomen der Fransche hebben wij altijd, zonder d'ordinaire vergeldinge, die wij uit zekere fondatie ontfangenGa naar voetnoot(1), de zorge voor d'arme kinderen gecontinueert, alhoewel wij schier gedurig met soldaten belegd wierden, door welke wij veel ongemakken, alteratiën en schade onderstaen hebben, tot dat wij ten eijnde door de bediende, die alsdan waeren, schandelijk zijn weggejaegt, Wij hebben noijt iet aengegaen zonder permissie of raed van zijn Hoogweerdigheijd onzen Bisschop, ofte van vicariaet. Ten verleden jaere, de parochiaenen merkende het groot voordeel dat zij verlooren hadden, aengezien alle d'arme kinders zonder leeringe, niet meer deden als op straete loopen en bedelen, zijn de bezonderste der parochie ons komen wederom vragen. Wij hebben alles part gegeven aen het vicariaet tot BruggeGa naar voetnoot(2) en hunnen raed gevolgt. Wij zijn in September 1801 van Ingelmunster naer Ghistel wedergekeert, naerdat onze instellingeen ons werk geapprobeert zijn, niet alleen van den prefekt van BruggeGa naar voetnoot(3) maar ook van het Gouvernement van Parijs, en zijn geprezen en toegelaten door opene brieven van het gouvernement al onze bezigheden te ernemen. Ik laet U van het nut oordeelen uijt het getal dezer arme | |
[pagina 279]
| |
kinderen, die wij leeren. Wij hebben er nu 250 en dit getal groeijt in den winter tot 300. De parochie bestaet naer volgens ik hoore, uijt 1500 communicanten, waer uijt U kan zien, dat wij alle de kinderen onderwijzen van geheel Ghistel, en omtrent 60 van de naeste prochien, want in drij uren in het ronde is er maer eene kleene school voor arme kinderen. Wij leeren hun al de christelijke leeringe, wel lezen in de boeken en schrijven. Omtrent 100 zijn er die leeren stoppen, naeijen en breijen. Alle de overige leeren wij garen spinnen. Ider maend 200 ponden garen, zoo wel voor knegtjens als meijskens. De kinders spinnen al 't profijte, en naer afrekeninge van het vlas, winnen zij maendelijks 90 guldens van ons geld, makende omtrent 100 livres fran. De breijers winnen niet min, ook al t'hunnen profijte. Den 9 Julij last leden, hebben wij d'eer gehad van onzen prefekt in onze schole te hebben, die niet alleen zijne voldoeninge daer in getoont heeft, maer scheen het niet genoeg te konnen prijzen. Wij wenschen ook wel eens, en betrouwen eens het geluk te zullen hebben U Hoogweerdigheijd te mogen ontfangen, opdat U door u eijgen zoude naspieren. Gedoogt nu, hoogweerdigsten Heer, dat ik zegge, dat ik voorzie dat voor zeker en vast, dat alle dit geestelijk en tijdelijk voordeel seffens zal onderblijven, is 't dat wij eenen pastor krijgen die gesworen heeft. De pastor moet van alle dit goed den toezigter, en om zoo te zeggen, de ziele daer van zijn, door zijn aenmoedinge, vermaninge en exempels. Hij moet onzen vader en bestierder zijn. Noijt zullen wij alle, nog de gemeenste parochianen, die confientie in hem hebben, die er noodig is. Noijt zal ik konnen mijne medezusters verwilligen om bij hem te biegte te gaen. Noijt zullen zij dat kinderlijk noodig betrouwen hebben, dat hier toe noodig is. Hoe zoud ik hun dit konnen indrukken, waer zij weten en altijd zullen peijzen, dat hij in een zoo groot point zelve ontbroken heeft. Ik moet opentlijk zeggen: ik vreeze dat zeker en en vast alle mijn medezusters zullen naer Ingelmunster weer keeren. Dan is 't voor altijd gedaen. Ik moet opentlijk zeggen, dat voor zeker en vast niet zal konnen erstelt worden: 't is waer dat onzen tegenwoordigen pastor, al is 't dat hij niet gesworen en heeft, voor ons gemeente en school te dirigeeren geen zorge nog bequaemheijd heeft.Ga naar voetnoot(1) Maer dit wierd gedaen door den heer onderpastor | |
[pagina 280]
| |
Laurentius Verhulst, aen wie wij noijt geene dankbaerheijd genoeg en konnen bewijzen. De vreeze van de gevolgen heeft mij van over lang beweegt om den heer de Pauw, vicaris generael van U hoogweerdigheijd, ootmoedelijk te verzoeken van om Godt eene aenwakkeringe van zoo goed werk ons eenen pastor te bezorgen, die vooren genegen is en die geenen sweerder is. Hij heeft mij geweerdigt alle hope en verzekeringe te geven. Nu eijlaes dien harden slag doet alle hope verdwijnen, ten ware Uwe Hoogweerdigheijd daerin beliefde te voorzien, 't Welke ik bidde om de liefde van Godt. Zonder dit, alle dit goed is verloren, en verloren misschien voor altijd. Ik wete dat daer van de oorzaek zijn twee persoonen, die buijten de wete van alle de parochianen dien heer gevraegt hebben, en dit zijn persoonen, die hun de Religie weijnig of niet aen dragen, want men weet niet dat zij eenen priester gebruijken. Alle de andere eenpaerlijk hebben er eenen afkeer van, weijnig minder als mijn gemeente. De gevolgen zullen schrikkelijk zijn, en deze zullen zoo veel te meer mijne medezusters doen de resolutie nemen van Ghistel te verlaten, waer zij met vier, naer onze terugkomste, eene doodelijke ziekte onderstaen hebben. Uwe Hoogweerdigheijd zoude konnen peijzen dat ik de zaken vergroote, maer wel ik zegge de regte waerheijd en bidde, om de liefde van Godt, eenen onpartidigen persoon te committeren om alle mijne zusters te hooren en andere persoonen buijten ons gemeente, die hij zal geradig vinden om zig te verzekeren nopende alle het gene ik schrijve. Ik betragte de gemoederen te bedaeren ten besten mij mogelijk is, maer verklare onbequaem te zijn daerin te gelukken, Dat ik zelve en alleen schrijve, genoodzaekt zijnde in het vlaemsch te schrijven, mits dat ik geen fransch en kan. Mijn inzigt is om aldus van niet een mensch bemoeijd te maken en de gemoederen niet meer t'ontsteken, gelijk ik voele mijn pligt te zijn. Ik bidde Mr Secretaris de goedheijd te willen hebben dezen mijnen brief voor zijne Hoogweerdigheijd te willen vertaelen. Die d'eer heb te zijn met alle agtinge en biddende om zijne hoogweerdige benedictie. |
|