Biekorf. Jaargang 52
(1951)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdUitvaartgebruiken in West-Vlaanderen.Over dat onderwerp publiceerde Maurits Van Coppenolle, secretaris van de Bond van Westvlaamse Folkloristen, een synthetisch overzicht gesteund op een enkwest door hem persoonlijk doorgevoerd.Ga naar voetnoot(1) Een bewonderenswaardige onder- | |
[pagina 261]
| |
neming die hem vijf jaar directe persoonlijke inzet en briefwisseling met een tachtigtal medewerkers heeft gekost. Het onderzoek bestrijkt practisch heel de provincie, de waalstalige gemeenten inbegrepen, en betreft de actuele gebruiken van de tijdruimte 1940-50, In veel gevallen wordt aan de ontwikkeling of de regressie van een gebruik gedurende de twee laatste generaties aandacht geschonken. Uit zijn rijke fotografische documentatie deelt de schrijver een reeks treffende opnamen mede. Geen hoofdstuk uit de folklore van de ‘levensloop’ werd tot nu toe zo systematisch uitgewerkt voor een gehele Vlaamse provincie als hier in deze voortreffelijke studie. Geen handeling wordt er in voorbijgegaan. Zelfs van de ‘uitvaartgrafiek’ worden gebruik en ontwikkelingsgang geschetst. Te dezer gelegenheid volgen hier een paar historische aantekeningen over de oorsprong en verspreiding van de ‘doodkaartjes’.
De geschiedenis van het doodsantje is, dank zij Pastoor Slosse, voldoende bekend. Men weet dat het doodsantje ontstaan is omstreeks 1750 in Noord-Nederland. Over Antwerpen (ca. 1790) kwam het, langs de familie Vercruysse, naar Kortrijk (1805). Zijn opmerkelijke verspreiding inde Hollandse tijd bleef nog lang sociaal beperkt tot de hogere standen. Geografisch schijnt het Zuiden van Westvlaanderen met Kortrijk lange tijd een middelpunt van het gebruik geweest te zijn. Het Noorden met Brugge is betrekkelijk arm aan doodsantjes van vóór 1830, het had immers een ander gebruik: het doodkaartje. In de jaren 1820-30 heeft het doodkaartje te Brugge een snelle sociale ontwikkeling gekend. Zowel het doodkaartje als de rouwplakbrief (in Wvl. eigen aan de steden Brugge, Torhout en Poperinge) zijn uit Frankrijk gekomen en hebben hier, zoals ginder, de stem van de noders en beders vervangen. Te Parijs zien we vanaf de jaren 1670, gedrukte ‘billets’ - formaat en prijs verschillend volgens de sociale stand - de stem van de beders, ‘jurés crieurs’, vervangen. Op een kaartje van 1681 vraagt men een dienst te willen bijwonen die zal gedaan worden op de parochie van de overledene te 10 uur. Een ander gedrukt kaartje van 1694 heeft de volgende tekst: ‘Vous estes priez d'assiser au convoy, service et enterrement de | |
[pagina 262]
| |
damoiselle Edmée Cochot, nièce de monsieur Jeanson, conseiller en la chambre de l'Eschevinage de Troyes qui se feront mardy vingt unième décembre mil six eens quatre-vingt quatorze,à dix heures précises du matin, à l'église saincte Marie Magdeleine, sa sepulture. L'assemblée se fera à la maison, où Messieurs et Dame3 se trouveront, s'il leur platt.’Ga naar voetnoot(1) Duinkerke kende in de jaren 1697-1705 ook dat gebruik. De ‘Sodaliteyt van de getrouwde mans’, geleid door de paters Jezuieten, had een ‘knaep’ die o.m. kaartjes voor de begrafenis van de afgestorven leden uitdroeg.Ga naar voetnoot(2) Een Normandisch reiziger noteerde in 1661 het gebruik van de rouwplakbrief te St. Omaars. Ook hier schijnt de confrerie voor te gaan, en men is geneigd te denken dat de rouwplakbrief - en misschien in zekere mate het doodkaartje - zich ontwikkeld heeft ‘van confrerie tot familie’. Onze reiziger vermeldt eerst: een confrerie van barmhartigheid liet van tijd tot tijd op de opsnbare plaatsen gedrukte papieren ( ‘des papiers imprimés’ ) uithangen met verzoek de namen van onbemiddelde afgestorvenen mede te delen om zielemissen voor hen te doen lezen. En hij beschrijft als volgt een ander gebruik van gedrukte rouwberichten: ‘Les héritiers ou les amis de ceux qui meurent font mettre aux portes des églises, des billets aussi imprimés, où its les recommandent aux prières des chrétiens, ce que pratiquent même les Religieux, qui les envoient aux villes voisines. [St. Omer. 1661]’Ga naar voetnoot(3) Daarmede is nog niet opgeklaard hoe en in welke mate de rouwplakbrief zich in onze gewesten heeft verspreid. Zijn er nog andere Westvlaamse plaatsen, buiten Brugge, Poperinge en Torhout, waar dat gebruik vroeger bestaan heeft? A.V. |
|