Biekorf. Jaargang 52
(1951)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 258]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bevolkingscijfers van IeperDe beruchte ‘200.000 inwoners’ van Ieper in de 13e eeuw hebben in de laatste vijftig jaar heel wat critisch onderzoek uitgelokt. Het gebrek aan gelijktijdige en betrouwbare tellingen heeft geleerden, als Pirenne en Van Werveke, een reeks van ramingen doen ondernemen voor een periode die zich uitstrekt tot het einde der 17e eeuw. Cijfers voor die berekeningen leverden o.m. het aantal gewaarmerkte lakens (gesteund op de loodjes) en het daaruit afgeleide aantal weefgetouwen;door vergelijking met gegronde berekeningen voor Brugge (ca 35.000 in 1340) en Gent (ca 58.000 in 1357) is men tot het besluit gekomen dat Ieper, in haar periode van grootste bloei omstreeks 1260, de 40.000 niet heeft overschreden. Vijftig jaar later, in 1312, was de bevolking tot op ± 30.000 gedaald. Kranke nering, oorlog en pestziekte hebben in de volgende eeuw dat cijfer gevoelig neergedrukt. In het pas verschenen werk Ieper door de eeuwen heen. blz. 43, verwerpt J.E. Cornillie op goede gronden de waarde van de tellingen uit de 15e eeuw waarop Pirenne, in een studie van 1903. zijn berekeningen steunde; het cijfer ± 10.000 voor het tijdvak 1412-1506 door deze laatste berekend, moet beneden de werkelijkheid liggen. De Ieperse schepenen die in 1247 aan paus Innocentius IV zonder blozen schreven dat hun stad 200.000 inwoners telde, hebben niet kunnen vermoeden dat hun brief in de 19e eeuw een springplank van romantische fantasieën over onze oude Vlaamse gemeenten zou worden. Dat was nu toch een cijfer uit een echte oorkonde, en geen legende! En het was geen dankbare roeping om dat document, uitgegeven door Diegerick (1849) en getooid met de commentaar van Vandepeereboom(1880), aan te tasten. Hoewel een eenvoudige confrontatie moest uitmaken dat het cijfer met de bewoonde oppervlakte van eender welke Middeleeuwse stad onverzoenbaar was. Enkele jaren later (vóór 1258) richtten de proost en het kapittel van St. Maartens een schrijven aan paus Alexander IV betreffende de kerkelijke toestand te Ieper. De stad had alsdan, volgens hun raming, een bevolking van ongeveer 40.000 zielen. Zo schreven zij. Dat cijfer 40.000 stemt overeen met de boven vermelde raming van de moderne geleerden. Het was een eerbiedwaardig cijfer wanneer men bedenkt dat de Pauselijke Stad, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de dagen van deze Ieperse oorkonde, niet eens 40.000 inwoners telde. Is de 16e eeuw slecht bedeeld, voor de tijdruimte 1636-1795 beschikken we over voldoende gegevens om het bevolkingscijfer na te gaan. Hier volgen de cijfers, samengebracht in tabelvorm.
De cijfers van 1682, 1689, 1697 en 1795 werden ca. 1835 door de Ieperse stadsarchivaris Lambin berekend volgens denombrementen, de geestelijken niet medegerekend. Lambin heeft deze cijfers met toelichting medegedeeld aan Briavoinne, die ze in zijn bekend Mémoire in 1841 heeft opgenomen.Ga naar voetnoot(1) Het cijfer van 1699 werd berekend door Dr J. Demey in een onlangs verschenen studie.Ga naar voetnoot(2) De overige cijfers ontnemen we aan getuigenissen uit de benoemingsprocessen van de Ieperse bisschoppen.Ga naar voetnoot(3) De getuigen zijn meestal leden van het St. Maartenskapittel en vertegenwoordigen een soort demographische traditie van hun stad. Hun cijfers geven zij meestal op als een minimum. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1636: getuige is de kapitteldeken Franciscus van Eijcken. 1641: getuige is Pater Isidorus van de H. Joseph der Carm. Discalsen, een Brabander. 1664: getuigenis van Jacob Assent en Willem Willemet, beide geboren te Ieper en ontvangers van het Sint-Maartenskapittel. Er zouden ca. 1800 huizen geweest zijn vóór de inneming door de Fransen in 1648. Drie belegeringen in tien jaar, nl. 1648, 1649 en 1658, hebben meer dan 400 huizen verwoest. Het cijfer 7000 communicanten noemen zij een maximum. Het aantal huizen in 1647 is uit dit getuigenis afgeleid. 1672: getuigenis van Jan Viny van Ieper, kanunnik-penitencier van de kathedraal, 41 jaar oud. 1677: getuigenis van de kanunniken Pieter de Baene, scholaster, en Mattheus le Cerf, secretaris van het kapittel, en Willem Willemet, schepen en advocaat van het geestelijk hof. 1693: opgave van een zekere Benoit-Olivier le Marchand, gevestigd te St. Germain l'Auxerrois. Hij getuigt in het proces van Martin de Ratabon, van het bisdom Parijs, die door Lodewijk XIV zou benoemd worden. De opgave van deze vreemdeling zal op boeken of mondelinge overlevering steunen. 1730: getuige kanunnik P.L. Danes, 46 jaar oud. Hij voegt erbij dat de stad, vóór de Franse bezetting van 1677-1713, een bevolking van 8000 inwoners had. 1762: getuige aartsdiaken J.F. Bonaert, 62 jaar oud. 1785: getuige kanunnik-officiaal J.M.A. de Meezemacker. Men interpreteert het aantal communicanten gewoonlijk als 2:3 van de totale bevolking. Deze berekening wordt toegepast door de aartsdiaken van Ieper in 1762. Het cijfer van de inwoners van 1664 en 1672 is aangevuld volgens deze verhouding. Deze cijfers, afzonderlijk beschouwd, zijn van ongelijke waarde; met elkaar vergeleken vormen zij een betrouwbaar beeld dat de overige gegevens voor deze periode dekt en aanvult, A.V. |
|