tegenover hagepunt als haketisse (heks en haagdis) tegenover hagedisse (betekent ook naagspook). Wij herinneren ons dat een bejaarde inwoner van de Oosthoek te Knokke de kleine haagkikkertjes, die op de struiken in de duinepannen zitten, hakepiutjes noemde. De ontwikkeling van de betekenis is dus geweest: hakepuut = 1. boomkikker, 2. watervors, 3. waterduivel (door bijgedacht aan kalle met den haak).
Ofgubinderd (of = af) in de Knokse zegswijze: Ofgebinderd kommen, bet. aangelopen, aangestoven komen. Het ww. afbinderen zelf hebben wij nooit gehoord. Elders (waar?) bestaat schabinderen bet. weglopen. Behoort tot die grote groep van nabootsende woorden, die op de volksmond gesmeed worden, en waarvan het niet altijd mogelijk is een etymologie te vinden.
Ofgezokt (of = af) in de Knokse zegswijze: Ofgezokt kommen, bet. traag, lui aankomen. Wel ontleend aan de uitdrukking: op zijn zokken komen, bet. geruisloos komen. De vette kater komt ofgezokt.
Ofgevijsterd Komen (of = af) (Westkapelle) syn. van afgebinderd komen.
Achtermallen (Dudzele) bet. achtermalle spelen, een kinspel. Zie Biek. 1937, blz. 227.
Apeeltjes (Knokke). Wij vermeldden alhier (Biek. 1937, blz. 226) abeeltjes voor de kamerplant Cineraria en dachten daarbij ten onrechte aan abeel (witte populier). Het moet zijn apeeljes. en zo hoorden wij het ook. 't Komt door afkapping uit Kapeeltjes (apeel, apeel = bloemtuil).
Adam en Eva. (Dudzele) zijn twee losse beentjes, links en rechts in de schedel van de kabeljauw, elk ongeveer 1,5 cm. lang, 0,5 cm. breed, afgeplat, geribbeld en getand. Het zijn de z.g. oorsteentjes (otolithen), de evenwichtsorganen van de vis. Te Heist hoorden wij schertsend Pietje en Mietje, Akke met zijn makke. Ergens (waar?): Jezus en Sint Janneke. Voor ons kinderen te Knokke hadden die oorsteentjes grote waarde. Wij noemden ze wel eens kabeljouwtanden, alhoewel wij heel goed wisten dat die naam onjuist was. Wij zagen immers aan tafel hoe moeder ze uit de zijkanten van de schedel van de gekookte kabeljouwkop te voorschijn haalde. Moeder (een Dudzeelse) noemde ze Adam en Eva. Wij gebruikten ze als ruilmiddel en als bikkelsteentjes. In de oude volksgeneeskunde werden zij gebruikt. Een oude Heistse visser miek mij wijs dat ze tegen verdrinking vrijwaren en 't schijnt dat ze, tot poeder gemalen, tegen 't maagzuur