Biekorf. Jaargang 52
(1951)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 226]
| |
Brugs edelsmeedwerk op de Tentoonstelling ‘Religieuse Kunst in Oost-Vlaanderen’In deze tentoonstellingGa naar voetnoot(1) was de afdeling Edelsmeedkunst van overwegende betekenis. De meeste, niet de beste, stukken waren Antwerps werk uit Waasse kerken. Het Gentse gild blonk uit. Zeer fijn werk leverden de zilversmeden van Oudenaarde, vooral in de 17e eeuw. De kerken van de gemeenten behorend tot het Brugse Vrije: Eekloo. Watervliet, Middelburg, hebben zich nu eens tot de Brugse, dan weer tot de Gentse werkplaatsen gewend. Het Brugse gild der zilversmeden was aldus met negen nummers vertegenwoordigd. De cylindermonstrans uit Middelburg VI. (Nr. 151) gemaakt door de Brugse zilversmid Lauwerens Pluvier. Het is de enige stempel die er op gevonden werd. Doch Broeckaert en De Potter in hun Geschiedenis van de Oostvlaamse gemeenten vermelden deze monstrans als vervaardigd in 1647. Geen dekenletter is voorhanden om dit gezegde te staven. De Stralenmonstrans uit Eeklo (Nr 162), door de Brugse zilversmid Jacobus De Langhe in 1731 vervaardigd voor de St. Vincentiuskerk; op de voet staat deze patroonheilige afgebeeld. Boven op de stralen als met wolken omgeven daalt het Jezuskind naar beneden. Wijst dit op het mysterie van de Menswording in verband met de Eucharistie? 't ls een enige maal dat zulks aangetroffen werd.Ga naar voetnoot(2) Twee kelken, welke verleden jaar op de tentoonstelling ‘Edelsmeedkunst in het Brugse’ stonden, trof men hier ook aan en wel met reden, want 't zijn twee Brugse prachtstukken. De ene is de kelk uit het Byloke Hospitaal (buiten kataloog) met dekenletter gothische kleine ‘d’, dienstjaar 1611 Sept. 2-1612 Sept. 2 en benevens de leeuwenkop van het Brugse | |
[pagina *1]
| |
Negatief acl. Brussel
Reliekhamer van Sint-Elooi dienende voor de zegening der paarden op St-Elooisfeest. Werk van de Brugse zilversmid Jacob De Langhe, 1748. Eeklo. St-Vincentiuskerk. | |
[pagina 227]
| |
gild, de stempel van Guyllyame van Neyukercke(sic). Deze kelk draagt het wapen van de familie Vander Beke, die waarschijnlijk de begiftigers waren. De andere is de kelk uit de St. Michielskerk te Gent (4) (N. 172) van de hand van Mechior Van Blootacker.Ga naar voetnoot(1) Eens voor goed zij gezegd dat de dekenletter de kleine gothische ‘n’ is gebruikt in 1620-21. Een derde kelk uit Smetlede (Nr. 180) van de Brugse zilversmid Pieter van Sychem waarschijnlijk in 1686 gemaakt, is eenvoudig van versiering. Hij draagt het wapen van een abt of bisschop met kenspreuk ‘Gloria calcar habe.’ Een eenvoudig doch schoon gewrocht is de Pyxis op voet of kleine ciborie uit het Byloke Museum (buiten kataloog) volgens de dekenletter ‘S’ gemaakt in 1625-26 door de Brugse zilversmid Claeys Robyn. Het is het enige tot nu toe bekende werk van die meester. Deze pyxis draagt het wapen van de familie Breydel en een opschrift dat de dankzeging voor bekomen genezing van de schenker uitdrukt: D: Greg. Breydel. Past. S. Nich. Gand. Nog twee gewrochten uit de kerk van Eeklo wekken onze aandacht. Het ene is het Chrismatorium (Nr. 273) bestaan de uit drie zilveren vaatjes op een drielobbige schotel.Ga naar voetnoot(2) Volgens het opschrift is het gemaakt in 1726. De dekenlet ter ‘M’ wijst op het dienstjaar 1726-29. De zilversmid kon tot nu toe niet vereenzelvigd worden, hoewel er reeds veel werk in onze provincie werd aangetroffen. Bijzonder belang rijk was het ander gewrocht nl. een zilveren reliekhamer van St. Elooi met kroon bovenop (Nr. 241). Hij werd te Brugge gemaakt in 1748 door zilversmid jacobus De Langhe.Ga naar voetnoot(3) Op dezelfde tentoonstelling was nog een dergelijke hamer, minder kunstig gemaakt uit de kerk van Kruishoutem (Nr. 238) met daarbij horende zilveren mijter en zilveren staf voor het St. Elooisbeeld. De inventaris der Confrerie van St. Eligius te Eeklo van 1786 vermeldde ook ‘eenen Selveren mijter, eenen selveren staf en een gouden Cruys.’Ga naar voetnoot(4) Daarvan is te Eeklo, jammer genoeg, geen spoor weer te vinden. | |
[pagina 228]
| |
Het laatste, maar daarom niet het mindere stuk, is de Kruisreliek uit Watervliet (Nr. 257) Het is een houten kruis op voet met zilver belegd. Vooraan op de voet staat het opschrift: ‘Absit gloriari nisi in cruce Domini nostri Jesu Christi.’ De zilverplaten werden, volgens de dekenletter, gemaakt in 1748-49 door een onbekende zilversmid, die als stempel slaat de letters red door elkaar. We vonden het jammer dat de monstrans uit het Augustijnenklooster te Gent, welke verleden jaar op de tentoonstelling te Brugge was, hier ontbrak. Te meer daar er weinig cylindermonstransen in dien aard aanwezig waren. Uitermate spijtig was het, dat het prachtig reliekkruis der Brugse Paters Capucijnen er ook niet was, zoals het verleden jaar te Brugge ontbrak. Op de tentoonstelling voor religieuse kunst in Oost-Vlaanderen had het niet mogen ontbreken. Deze tentoonstelling heeft ons ook toegelaten het afzet gebied van het Brugse zilversmidgild nader te bepalen.Ga naar voetnoot(1) Het strekte zich dus uit tot het Vrije van Brugge in het huidige Oost-Vlaanderen, aangezien we Brugs edelsmeedwerk vinden in Middelburg, Biervliet en Eeklo. Ook te Maldegem is er Brugs werk, doch daarvan was niets op de tentoonstelling te zien.Ga naar voetnoot(2) C.D.N. |
|