Biekorf. Jaargang 52
(1951)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 129]
| |
Uit het Iepers stadsleven rond 1300
| |
[pagina 130]
| |
was. De wettelijke erfgenamen die er niet verschenen, werden beschouwd als verzakende aan hun erfdeel. Voor de afwezigen die buiten het land vertoefden, mocht een procureur aangesteld worden. De overlevende, man of vrouw, mocht geen nieuw huwelijk aangaan vooraleer de erfenis geregeld en verdeeld was. Het bezit van de minderjarige wezen stond onder het toezicht van de schepenen. Het geld werd door de stad in bewaring genomen tegen een jaarlijkse intrest van 10 %. Indien de vader of de moeder dit geld onder zich hield, mochten ze het niet uitlenen tegen woekerprijzen. Wanneer de wezen te Ieper tot hun jaren gekomen waren, hadden de voogden veertig dagen tijd om het kapitaal en de intrest uit te keren en een schriftelijke afrekening voor te leggen. Volgens de keure werden de wezen jarig te Ieper, de jongen wanneer hij 15 jaar oud was en het meisje met twaalf jaren. Op dit tijdstip moesten de voogden hun bezit aan de schepenen toevertrouwen, die er een jaarlijkse intrest van 10 % op betaalden en het kapitaal uitkeerden bij meerderjarigheid. De weduwe werd bevoordeligd in de verdeling van de erfenis. Zij mocht vooraf een van haar klederen, bestaande uit twee stukken, medenemen. Namelijk het kleed dat na het beste kwam, indien ze er drie bezat, en het beste wanneer ze er slechts twee bezatGa naar voetnoot(1). | |
IV. De Ambachten.De middeleeuwse economie, vooral de productie, was onderworpen aan een strenge reglementatie. Dit zien wij in de ambachten, waarvan het leven tot in de minste bijzonderheden geregeld was. De werkdag in de draperie begon 's morgens met het luiden van de werkklok (le clocke des ouvriers). Wanneer deze klok luidde moesten de ambachtslieden reeds aanwezig zijn, zoniet mocht de drapier een deel | |
[pagina 131]
| |
van hun loon afhouden. Het werk moest stilgelegd worden wanneer deze klok opnieuw luidde. Bij de goudsmeden bestond een andere reglementatie. In de winter mochten zij niet met het werk beginnen voordat de eerste mis op St. Maartens was geluid. Zij moesten het werk stilleggen wanneer de klok van de halle voor de derde maal de nacht had ingeluid. Alle nachtwerk was verboden omdat het toezicht gedurende de nacht niet mogelijk was. Zo mocht geen enkel weversknecht de nacht doorbrengen in het huis van zijn meester, indien hij niet tot dezes bloedverwanten behoorde. Dit verbod van nachtwerk staat uitdrukkelijk vermeld in verschillende ambachtskeuren. Om geen voortbrengselen van minderwaardige kwaliteit op de markt te brengen, mochten geen te grote hoeveelheden per dag worden voortgebracht. De viltwerkers, bij voorbeeld, mochten slechts zes stukken per dag afwerken.Ga naar voetnoot(1) Ieder meester mocht slechts één leerjongen in het werk hebben. Het eerste jaar was zijn plaats in het werkhuis tussen twee knechten.Ga naar voetnoot(2) Gedurende dit eerste jaar had de leerjongen geen recht op loon. Bij de de viltwerkers moest de meester gedurende drie jaar de leerjongen aanleren ‘de sa propre main et seur son propre ouvrage.’ Op het einde van de XIIIe eeuw werden in de Vlaamse steden talrijke opstanden verwekt door de wevers, de volders en de scheerders. Daarom vroeg de stad Ieper zekere waarborgen aan de leerjongens uit de draperie, om hen te beletten later de partij van de opstandelingen te kiezen. Vooraleer de toelating te bekomen om zijn beroep aan te leren, moest de leerjongen voor de schepenen verschijnen en er twee | |
[pagina 132]
| |
borgen medebrengen die er voor moesten instaan dat hij nooit zou deelnemen aan een opstand tegen de graaf of tegen de stad (ke il jamais ne fera keure, ne conspiration, ne alloianche encontre le seigneur de la terre, ne encontre le vile d'Ypres). De vreemdelingen hadden geen toegang tot de ambachten. En de inwoners die van slecht gedrag waren, werden buiten de ambachten gesloten. De zaterdag en de vooravond van de feesten van O.L. Vrouw en van de Apostelen, die toen nog geboden heiligdagen waren, mocht slechts gewerkt worden tot drie uur 's namiddags. Het is slechts voor het bouwvak dat we de opgave hebben van enkele daglonen. De beste timmerlieden, metselaars en schaliedekkers verdienden gedurende de zomer (van Quadragesima tot 1 November) twee schele parisis per dag; in het winterseizoen 1 schele 8 deniers parisis. De dienders werden in de zomer 14 parisis betaald en in de winter 10 parisis. Plakkers en strodekkers verdienden per dag 18 parisis in de zomer en 16 parisis in de winter, terwijl hun knechten respectievelijk 12 en 10 parisis verdienden. En eindelijk de kruiers {kerdewaghen cruders) verdienden in de zomer 14 parisis en in de winter 10 parisis.Ga naar voetnoot(1) De koopwaarde van de lonen kunnen we met enige benadering vaststellen. In deze tijd kostten te Ieper: een pond beste boter 5 parisis, een pond beste kaas 3 parisis, een pond abdijkaas 4 parisis en een pond beste Engelse kaas 5 parisis. Voor de verkoop van wijn in het klein golden toen de volgende prijzen per stoop van twee liter: Rochellewijn (Bordeaux) 12 parisis, St. Jean d'Angely (Poitou) 10 parisis, Franse wijn uit de Seinestreek 10 parisis, Auxois (Bourgogne) 10 parisis en Rijnse wijn 12 parisis. J. de smet |
|