Biekorf. Jaargang 52
(1951)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe borstelnijverheid te IzegemDe lezenswaardige bijdrage alhier verschenenGa naar voetnoot(1) toont goed aan hoe de borstelmakerij van locale een grootindustrie werd. Aan de hand van het werkje van Em. Dierick ‘Iseghem over honderd jaar’Ga naar voetnoot(2) is het mogelijk een paar gegevens over de borstelmakerij aan te vullen en te verklaren. Het huis de Ryckere is inderdaad de spil van die nijverheid. Ten jare 1863 begon het als eerste te Izegem en misschien in het hele land, borstels te maken met zekere plantenvezels uit Zuid Amerika. Daar | |
[pagina 127]
| |
deze soort veel grover maar ook merkelijk goedkoper werk leverde, nam de productie een grote uitbreiding en werd door de andere Izegemse borstelmakers overgenomen. Wellicht is het hieraan te danken dat het eveneens de firma de Ryckere was die, als eerste der Izegemse fabrikanten, met uitvoer in den vreemde begon, en wel in Engeland en Frankrijk. Tot dan toe maakte men te lzegem alleen ‘alle slach van schone kleêrborstels en zeer goede schilderen vaagborstels; hunne reeborstels voor de wevers waren beide Vlaanders door vermaard en gebruikt door de wevers’Ga naar voetnoot(1). Het kan onder druk geweest zijn van de vervalsing van 1856Ga naar voetnoot(2), dat de Izegemse borstelmakerij verplicht werd de fijnere en meer vakkundige borstelmakerij hoe langer hoe meer te vervangen door plantenvezels. Van die datum dagtekent in ieder geval de grote uitbreiding die deze nijverheid te Izegem kreeg, samen met een merkwaardige bevolkingsaangroei. Volgens de Annuaire Industriel... de la BelgiqueGa naar voetnoot(3) waren er in 1833 te lzegem 5 borstelfabrikanten. Toen het huis de Ryckere in 1863 een ommekeer in de productie teweegbracht, waren er te lzegem toch reeds (in 1860 namelijk) juist ‘dertig bazen met rond de 250 werklieden’ en E. Dierick beweert zelfs ‘(in) den eersten helft der 19e eeuw waren er een twintig tal bazen die samen rond de honderd werklieden gebruikten’Ga naar voetnoot(4). De opgang dier nijverheid, die we dus mogen plaatsen tussen 1833 en 1860, gebeurde bijgevolg tamelijk snel. De grootindustriële fase kwam dan pas na het gebruik der Amerikaanse vezels, die het fijnere werk en tenslotte het handwerk verdrongen. Deze vezelborstels waren immers veel goedkoper en lieten massale afzet in het buitenland toe. | |
[pagina 128]
| |
Merkwaardig is het ook even de ontwikkeling na te gaan van kleinbedrijf tot grootbedrijf. Het getal van den ‘eersten helft der 19e eeuw’ stemt overeen met een gemiddelde van 5 werklieden per fabrikant; dit van 1863 beantwoordt reeds aan een gemiddelde van 8 à 9 werklieden en uit de gegevens van G.P. Baert op blz. 33-34 aangehaald, leiden we een cijfer af van plm. 50 werklieden per bedrijf voor het jaar 1931. Ook de borstelhoutnijverheid volgde de borstelmakerij op de voet. ‘Vroeger tijd wierden de borstelhouten meest gemaakt door de bobijn- en spinnepijpdraaiers; wanneer de borstelmakerij meer begon toe te nemen, kwamen er bijzondere werkhuizen tot stand, waar men de houten boorde met boormolens die met den voet in beweging gezet wierden. Thans gaat alles met stoom of electriek....’Ga naar voetnoot(1). In de 19e eeuw waren er te Izegem benevens spinnerijen en weverijen drie nijverheden die specifiek Izegems waren: de borstelmakerij, de schoenmakerij die in 1840 en 1865 respectievelijk 295 en 400 werklieden telde, en de thans teloorgegane hoedenmakerij. In 1839 waren er nog een honderdtal en zes jaar later maar een 25 hoedenmakers overgebleven. Het overschot der hoedenmakers kan in de steeds toenemende rangen der schoen- en borstelmakers terecht zijn gekomen, maar zeker is toch dat de Izegemse bevolking van de 7.700 eenheden die ze telde in 1862, steeg tot 12.500 in 1902. De industrialisatie van de borstelmakerij, die reeds vóór 1863 in zekere mate bestondGa naar voetnoot(2), maar pas dan voor goed en op grote schaal begon, zal hier wel niet vreemd aan zijn, zoals ook de borstelmakerij op haar beurt werd bevorderd door het nieuwe kanaal van Roeselare naar de Leie, geopend in 1872. L. Van Acker |
|