Biekorf. Jaargang 51
(1950)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 233]
| |
Westvlaamse eigenkerken in het parochiedomein van de Gentse St-PietersabdijDE Gentse Sint-Pietersabdij, omstreeks 630 door de H. Amandus gesticht, heeft zeker een groot aandeel gehad in de bekeringsactie in onze gewesten. In een pas verschenen studie over het parochiedomein van de abdij komt Lic. L. Reyntens tot het besluit dat haar aandeel in de vestiging van het parochiewezen alhier niet zo groot geweest is als door de bekende geschiedschrijvers Schmitz en De Moreau wordt aangenomen. De abdij heeft slechts een klein aantal parochiën opgericht in Gent en omliggende en op de oorspronkelijk uitgebreide parochiegebieden van Oostburg en Vladslo. Veruit het grootste aantal kreeg zij in bezit door schenkingen vanwege koningen, graven of lekeheren; aan de Vlaamse graven heeft zij meer dan twintig parochiekerken te danken. Deze schenkingen waren dikwijls een vorm van restitutie van kerkelijk goed door voorouders van de ‘schenkers’ ontvreemd. De Schrijver vermeldt in zijn studie verscheidene eigenkerken gelegen in het tegenwoordige West-Vlaanderen, die reeds vóór de Gregoriaanse hervorming (d.i. vóór ca. 1070) tot het parochiedomein van St-Pieters behoorden. Men zal opmerken dat al de besproken kerken eigenkerken zijn, d.w.z. kerken waarover de eigenaar volledig economisch beschikkingsrecht en tevens geestelijke bestuursmacht uitoefende. De eigenaars zijn lekeheren: de graven Arnulf I en Boudewijn IV; Boudewijn Baldzo; Rodgerus van Valenciennes, Herebrand, Hezelo, en Eilbodo. De lekeheer beschouwde zijn kerk, evengoed als zijn molen en zijn gronden, als een winstgevend privaatbezit, waarover hij vrij kon beschikken; hij behandelde zijn kerk als zijn eigendom en naar willekeur; hij benoemde eigenmachtig en willekeurig een bedienaar voor zijn kerk. Door de Gregoriaanse hervorming werd het eigendomsrecht over parochiekerken en kerkelijke goederen, en vooral het bezit van het parochiaal inkomen aan de leken ontzegd. De misbruiken werden echter daarmee niet uitgeroeid. Zowel voor de abdij als voor de vroegere lekebazitters betekende de parochiekerk hoofdzakelijk, zelfs bijna uitsluitend, een bron van inkomsten. Hetgene de hervorming mat enig succes aan leken ontzegde, bleef voor da abdijen toagelaten. Zelfs | |
[pagina 234]
| |
werd deze toestand door de bisschoppen gewettigd; de abdij droeg de titel van pastoor over haar parochiën (personaatsrecht) en behield het volle recht op het parochiaal inkomen. Dit misbruik was nog niet overwonnen toen de Franse Revolutie de gehele economie van het traditioneel parochiewezen heeft geliquideerd. Hier volgt een overzicht van de verspreide gegevens uit de diplomatische bronnen die in de studie van L. Reyntens critisch verantwoord wordenGa naar voetnoot(1).
Anzegem. - Anzegem hoorde toe aan Rodgerus, broeder van graaf Arnulf van Valenciennes. De grafelijke familie van Valenciennes, die belangrijke eigendommen bezat in het Henegouwse, het Brabantse en het Kortrijkse, heeft een bijzondere aanhankelijkheid jegens de Sint-Pietersabdij betoond; benevens Anzegem schonk zij immers nog twee villa's met hun kerk, nl. Carvin (in het Pas de Calais) en Mater (in Oost-Vlaanderen). De oorspronkelijke schenkingsakte van 960 betreffende Anzegem verklaart dat Rodgerus, tot eigen zaligheid en tot zielerust van overleden familieleden, schenking doet van zijn volledig eigendom te Anzegem. De kerk wordt er vernoemd als onderdeel van het gehele goederencomplex (land, bos en horigen), waarover hij in volle vrijheid beschikt. Hij behoudt echter gedurende zijn leven het vruchtgebruik van alles en betaalt ervoor een jaarlijkse cijns aan de abdij, die pas na zijn dood in het volle bezit zal treden van kerk en ‘villa’. Avelgem. - Avelgem was in de 10e eeuw in het bezit van een edelvrouw Odriana. Deze maakte haar eigendom over aan Arnulf I van Vlaanderen om de vrijheid te bekomen voor een van haar horigen, met wie zij gehuwd was. Dit grafelijk bezit werd in 988 door Boudewijn IV en zijn moeder Suzanna, weduwe van Arnulf II, aan Sint-Pieters geschonken. De gift geschiedde kort na Arnulfs dood en tot zijn zielerust. Zij behelsde het gehele bezit van de graaf, aan grasland, bossen, akkers en weiden te Avelgem. Noch de schenkingsakte noch een afschrift in het Liber Traditionum vermelden uitdrukkelijk een kerk te Avelgem; men mag echter aannemen dat deze onder de algemene term ‘de algeheelheid’ (cum omni integritate) vervat is. Het ware immers zeer te | |
[pagina 235]
| |
verwonderen moest deze belangrijke villa in de 10e eeuw nog geen kerk bezitten. In pauselijke en bisschoppelijke brieven van de 12e en 13e eeuw wordt zij regelmatig onder het bezit van de Sint-Pietersabdij vermeld. Beveren (aan de Leie). - De kerken van Beveren en Desselgem (alsook Tetegem bij Hazebroek, Fr. Vl.) werden in 965 door Boudewijn Baldzo aan Sint-Pieters geschonken, toen hij, na de dood van Arnulf de Oude, als voogd van dezes minderjarige zoon en opvolger Arnulf II, het bestuur van het graafschap moest waarnemen. Zo verhaalt ons het bevestigingsdiploma van koning Lotharius. Volgens een uittreksel van de oorspronkelijke schenkingsoorkonde in het Liber Traditionum, geschiedde zulks tot zielerust van zijn pleegvader en tot vergiffenis van zijn eigen zonden; uitdrukkelijk worden de kerken van Beveren en Desselgem vernoemd als nauw verbonden met hun ‘villa’. Beveren en Desselgem vormden oorspronkelijk één ruim aaneengesloten gebied, waaruit wellicht ook Ooigem later als afzonderlijke parochie groeide. De kerk van Ooigem, die ook aan Sint-Pieters toebehoorde, wordt in latere akten steeds met deze van Beveren en Desselgem samen vernoemd. Bossuit........ Over deze Scheldeparochie weten wij niet veel. Volgens een fragment van het Liber Traditionum werd zij met gronden en horigen in 998 door zekere Hezelo aan de abdij gegeven. Koning Hendrik I en verschillende bisschoppen bevestigden de schenking. Desselgem. - Zie op Beveren. Ooigem. - Zie eveneens op Beveren. Otegem. - In 958 deed zekere Herebrandus ten voordele van de Sint-Pietersabdij afstand van zijn erfgoed Otegem met de kerk van deze ‘villa’ en gronden, weiden en horigen aan dezelfde kerk toebehorend. Een nota van het Liber Traditionum is het enige bericht dat omtrent deze schenking bewaard is. De kerk, eigendom van een lekeheer, wordt nog als een onderdeel van de villa genoemd, maar beschikte toch over een eigen goederencomplex. De bevestiging door koning Hendrik I en door verschillende bisschoppelijke brieven na de 11e eeuw staven het getuigenis van het Liber Traditionum. Outrijve. - De schenking van de kerk van Outrijve door graaf Arnulf wordt onder het jaar 963 kort in het Liber Traditionum vermeld. Ook deze kerk blijkt reeds zekere zelfstandigheid en eigen gronden te bezitten in de villa. Koning Lotharius en Hendrik I bevestigen de schenking. | |
[pagina 236]
| |
Snellegem. - De Sint-Pietersabdij bezat hier de helft van de kerk, de herenwoning met landgoed en acht hoeven met lijfeigenen. Dit was haar in 941 met uitzondering van het vruchtgebruik en in 953 in volledig eigendom geschonken. Een rugnota op de oorkonde van 941 - waarvan het Liber Traditionum een afschrift bewaarde - vermeldt het ruilverdrag met graaf Arnulf: de Sint-Pietersabdij schenkt aan de graaf haar bezit in de ‘fiscus’ Snellegem terug; in ruil ervoor bekomt zij de kerk van het dichtbijgelegen Afsnee (waar zij reeds ruime bezittingen had) en verschillende landerijen in de nabijheid van Gent gelegen. Vladslo. - Een nota van het Liber Traditionum vermeldt dat zekere Eilbodo in 992 de kerk van Vladslo met landerijen, weiden en horigen aan Sint-Pieters schonk. De schenkingsakte van bisschop Radbod I van Doornik van 18 Maart 994 is niet authentiek. De schenking van Eilbodo wordt door latere pauselijke en bisschoppelijke brieven bevestigd. In de 12e eeuw moest de abdij haar bezit te Vladslo verdedigen tegen de aanspraak van lekeheren, waarschijnlijk erfgenamen van Eilbodo. Uit het oorspronkelijk zeer uitgebreid parochiegebied van Vladslo groeiden de parochiën Leke, Keiem, Beerst, Schore en Stuivekenskerke; over de datum en de wijze van hun ontstaan is echter niets met zekerheid gekend. Wakken. - Door Gontbert en zijn echtgenote Thietwara (Theadwara) werd aan Sint-Pieters schenking gedaan van een kerk en herenhof met landerijen, bossen, horigen, velden en weiden gelegen te Wakken. In 1037 bevestigde koning Hendrik I de abdij in het bezit van kerk en landerijen. In de 12e eeuw is de kerk van Wakken eigendom geworden van de Sint-Maartensabdij van DoornikGa naar voetnoot(2).Ga naar voetnoot(1) B. |
|