Biekorf. Jaargang 51
(1950)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdWat aarde bewaarde... te werkenIN 1899 publiceerde de geleerde numismaat G. Cumont een merkwaardig verslag over de vondst van een groot aantal zeer oude munststukken te WerkenGa naar voetnoot(2). Baron de Loë van Brussel, die in 1898 naar Werken gekomen was voor een onderzoek over de ‘Hoge Andjoen’,Ga naar voetnoot(3) vernam dat de kinders van een kleine landbouwer langs de Hogestraat, bij toeval oude muntstukken opgedolven hadden. Hij begaf zich ter plaatste, en met toestemming van de landbouwer begon hij zelf opzoekingen te doen. De gevonden muntstukken waren ingegraven geweest in een aarden pot of vaas, die ongelukkig bij het opgraven gebroken werd. Deze vaas was uit zwart-grijze aarde gebakken, en versierd rond de hals met talrijke vertikale, gelijklopende strepen welke schenen gemaakt bij middel van een steekbeitel. Zij was ingegraven in een kleine grondverhevenheid langs de Colvenbeek, tussen de Hoge Torhoutstraat en de Steenstraat, op een afstand van nagenoeg 300 M. van deze | |
[pagina 210]
| |
laatste, die een oude Romeinse Heirbaan (diverticulum) was lopend van Kassel naar Brugge. Van Dessel in zijn plaatsbeschrijving der Romeinse wegen maakt gewag van een gouden Romeins geldstuk dat in 1793 langs voormelde weg gevonden werd, tussen Diksmuide en MerkemGa naar voetnoot(1). Baron de Loë vond echter te Werken geen goudstukken, maar wel 86 bronzen en koperen muntstukken, die alhier, ongetwijfeld tijdens de Romeinse bezetting, aan de aarde waren toevertrouwd. Onder deze stukken waren er 8 grote bronzen van Trajanus (98-117 na Chr.), Lucilla, Commodus (180-192), Antoninus, Crispina, Gallienus, Salonina, en Valerianus; 64 van Postumus, Marcus-Aurelius, Victorianus, enz... en andere welke niet konden vereenzelvigd worden, vermits zij te zeer waren afgesleten: wat niet te verwonderen was, als men bedenkt dat sommige een anderhalve eeuw in omloop geweest waren, en waarschijnlijk eerst onder de regering van Postumus ingedolven werdenGa naar voetnoot(2). - Thans, ruim 50 jaar na deze belangrijke vondst, werd alhier, op een afstand van nagenoeg 500 M. van de plaats waar de voornoemde stukken ontdekt werden, eveneens langs de Colvebeek, op dezelfde afstand van de Steenstraat, een gouden muntstuk gevonden van Antoninus de VromeGa naar voetnoot(3). Het stuk is wonderwel bewaard, heeft een doorsnede van 19 à 20 mm, en behoort toe aan een inwoner der gemeente. Het vertoont op de voorzijde een gelauwerde buste, en het opschrift ANTONINVS AVG PIVS PPTRP COS IIIGa naar voetnoot(4). Op de keerzijde is een staande vrouw afgebeeld, de rechterhand uitstrekkend naar een slang welke omheen een kolom gekronkeld is, en als opschrift SALVS AVG. - Verleden jaar, dus in 1949, werd hier op een akker, heel dicht bij de Steenstraat, een nog ouder muntstuk gevonden, nl. een bronzen stuk van M. AGRIPPA (Vipsanius)Ga naar voetnoot(5). | |
[pagina 211]
| |
Dit stuk is hoegenaamd niet afgesleten, heeft een doorsnede van ± 25 mm. en is mijn eigendom geworden. Op de voorzijde vertoont dit stuk een gelauwerd manshoofd en als opschrift M. AGRIPPA. L F COS III. Op de keerzijde een gehelmd krijgsman, schijnend te steunen met de rechterhand op een schild, in de linkerhand een werpspies, en een leeuwenhuid op de linkerarm. In het veld S C.Ga naar voetnoot(1). Het vinden van deze muntstukken op verschillende plaatsen der gemeente, laat ons met reden veronderstellen dat deze streek, door Romeinse wegen doorkruist, ook Romeinse neerzettingen heeft gekend. Wie weet hoeveel oude munten er nog in de schoot der aarde van onze gemeente verborgen liggen, die vroeg of laat, bij louter toeval, hetzij in onze handen, hetzij in deze van onze nakomelingen zullen vallen. B.S. |
|