Biekorf. Jaargang 51
(1950)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 204]
| |
De West-Vlaandersche Pauselijke Zouaven-maatschappij
| |
[pagina 205]
| |
Deze titulatuur, het bijhouden van het register, alsmede de handschriftelijke verslagen van de bijeenkomsten sedert 6 April 1874, van de ‘bestiersvergaderingen’ zijn het werk van Amaat Vyncke. De verslagen van de vergaderingen vóór deze datum gehouden zijn van de hand van Lodewijk Van Mullem, titelvoerend schrijver van de soldatenmaatschappij; zij waren geschreven in een cahier, formaat copyboek, en werden nadien - bij het in gebruik nemen van ons register (formaat 215 mm bij 350 mm), - door Amaat Vyncke, in zijn register netjes ingeplakt. Van zodra Vyncke er zijn kloeke knuisten aan steekt, komt er een kentering in het leven van het gild van gewezen pauselijke soldaten. Van elk druksel door de vereniging aan haar leden gestuurd, wordt door de onderpastoor van Dudzele een exemplaar in het register geplakt; het bevat daarbij doodsmaren en -sanctjes van gewezen zouaven (ook van buiten de gouw), uitnodigingen van de andere provinciale korpsen, gelegenheidsgedichten en soortgelijke graphische documenten. Het zal ook wel aan Vyncke te danken zijn dat, van het jaar 1874 af, het jaarverslag van de werking der maatschappij gedrukt wordt. Het laatste rapport, in het register ingeplakt, loopt over het korpsjaar 1879-1880 en is van 15 December 1880 gedagmerkt. Het register doet ons denken aan de verzamelmanier van Leopold Slosse, Adolf Duclos, Paul Allossery. - onze heemkundigen avant-la-lettre, - die alle knipsels, documentatie, druksels, persberichtjes en soortgelijke over een bepaalde gemeente, persoon of onderwerp, in een register of schrijfboek plakten. Begin 1881 beantwoordde Amaat Vyncke, wien het ambt van onderpastoor op de plattelandse parochie Dudzele niet veeleisend genoeg was, de oproep van Mgr Lavigerie en trad in het missiegenootschap van de Witte Paters. Meerdere oudzouaven zouden, hetzij als missionaris, hetzij als soldaat aan de kruistocht van de beroemde aartsbisschop van Algiers deel- | |
[pagina 206]
| |
nemen. In de door Vyncke, tot begin 1881 zeer nauwgezette bijgehouden lijst van de werkende leden, staat nevens de volgende vijf namen de vermelding dat zij naar Afrika zijn vertrokken: Felix D'Hoop. uit Tielt, Julius Van Oost, uit Arsele (overleden te Tabora, op 27 Januari 1880), Pieter de Volder, uit Ichtegem, August Taillieu, uit Zwevezele, en Jan Rebry, uit Izegem.
Uit die varia druksels en het kranig, ‘wilsvierkantig’, ietwat nijdig uitziende geschrift van onze flamigant zouaaf-zendeling kan het volgende gezant worden in verband met de geschiedenis van het korps. Aan de oproep van 6 April 1871, op tweede Paasdag, om op de belangrijke bijeenkomst in het estaminet De Oliphant aanwezig te zijn, hebben 21 gewezen zouaven gevolg gegeven. Toen bestond reeds een dergelijke maatschappij te Antwerpen, Brussel, Gent, Hasselt en Leuven. | |
[pagina 207]
| |
strijdmakkers in hun lokaal komen vervoegen. Na eenen korten oogenschouw over Oost en Westvlamingen door den gentschen bevelvoerder, trokken die broederscharen, den pauzelijken standaard aan het hoofd, op het geschal der krijgsbazuinen naar de hoofdkerk, alwaar Zijne Doorluchtige Hoogw. den Bisschop Mgr Faict, onder het Te Deum onze krijgsvaan inzegende en de plechtigheid met eene korte ziel treffende toespraak sloot.’ Onder het daarop volgend vrienden maal kwam de heer-Standaert ‘vanwege Monseigneur Boone, [Econoom van het Engels Seminarie], de maatschappij tot het bezichtigen der overheerlijke verlichting van zijn seminarie uitnoodigen, welk vleiend aanbod eenparig werd aangenomen...’ | |
[pagina 208]
| |
Een van de laatste glorieuze feiten in het register opgetekend, is het rapport over de jaarlijkse bijeenkomst te Dudzele op 7 September 1879, Dudzele was immers het polderdorp, waar Amaat Vyncke onderpastoorde en er zijn dorpsfanfare ‘Poldergalm’ had opgericht. Het convooi dat te Brugge om 9 u. 45 vertrok, hield die dag stil te Dudzele! Zulks had zeker onze Ratte Vyncke bewerkt. Dudzele kon men anders nog bereiken met de postmalle, dat is de diligentie, die om 8 u. uit Brugge vertrok. In het laatste jaarverslag, dat in het register ingeplakt werd en loopt over de werkzaamheden tijdens het hondsjaar 1879-80, en door Vyncke opgesteld, zien wij reeds zeer duidelijk dezes kiemend verlangen om naar de missies van Afrika te trekken... Er wordt een uitvoerig verslag gegeven van de dienst op Maandag 14 Juni 1880 opgedragen te Tielt, tot zielerust van de gewezen zouaaf-missionaris Adolf Loosveldt, overleden te Zanzibar, op 19 Maart 1880, alsmede van een dergelijke plechtigheid in de St. Elooiskerk te Kortrijk, op Donderdag 29 April 1880, tot zielerust van de oudonderofficier bij het zouavenleger, missionaris, Julius Van Oost, overleden te Tabora op 27 Januari 1880. Vermeld wordt nog dat een ander zouaaf uit Wingene, August Taillieu, naar Afrika vertrokken is om de congregatie van de Witte Paters te vervoegen. Vyncke eindigt zijn jaarverslag met de oproep.... de vrienden na te volgen, zo niet in daden, dan toch in woorden en aalmoezen....! Is dit niet de zwanezang van de onderpastoor Vyncke, wien een kleine polderparochie niet genoeg was, om zijn brandende en laaiende werkijver te koelen! Vyncke was aanwezig geweest te | |
[pagina 209]
| |
Antwerpen op 22 Februari 1880 om de afscheidsgroet te brengen aan de tweede karavaan van achttien gewezen zouaven, die naar het missieveld trok. Diep ontroerd was hij alsdan geweest... In het begin van het jaar 1881 klopte Vyncke aan om een plaats te vragen in het genootschap van Mgr Lavigerie...: de Blauwvoeter-zouaaf werd zelf missionaris. Bij de Westvlaamse Zouavenkring was een eerste periode afgeslotenGa naar voetnoot(1) Mts Van Coppenolle |
|