Het ander schrift kwam ons van mulder Braet te Oostkamp (Zwarte Gat). Het schrift is hetzelfde als Oedelem. Eén verschil nochtans: dat hier de hoogste waarden boven de eenheden worden geschreven en dat 100 een conventioneel teken werd.
We zien dus dat al de schriften - met uitzondering van Pollinkhove en Stavele, die meer op zichzelf staan, - grote verwantschap tonen. Het teken der eenheden is overal hetzelfde. Blijven het drie- en vijfteken. Te Ruddervoorde ging het drieteken verloren. Te Vlissegem, Klemskerke, Oostkamp en Oedelem is het eender; te Knesselare is het juist omgekeerd: het vormt het vijfteken der andere schriften.
Het vierteken, alleen aan Klemskerke eigen, is zichtbaar een vervloeiïng van dat der andere schriften.
Velen geven links van de boom de tientallen, rechts de eenheden (dus heraldisch omgekeerd!). Uitzonderingen: Klemskerke - Pollinkhove en ook Stavele - dat meer op spitsvondigheden zint. De tekens 30 en 50 zijn niet het 3- en 5teken links geschreven, doch het tegenovergestelde ervan.
We mogen dus aan een zekere gemeenschappelijke oorsprong voor veel dezer schriften denken.
Dhr A. Bicker Caarten uit Leiden plaatste een navraag over het gebruik der molenaarscijfers in Nederland in het vakblad ‘De Molenaar’, van 7 Mei 1947, verschijnend te Bilthoven. De vraag bleef nog steeds onbeantwoord.
Bij ons is het gebruik verweg algemeen. H. Taets schrijft dat hij er ook nog gezien heeft die hij niet kon lezen
CHR. Devyt