| |
| |
| |
Mengelmaren
Een bakkerswinkel als spiegel van het volksleven.
In een keurig uitgegeven en rijk geïllustreerd werkje: Brood- en Banketgebak te Deinze (44 blz. en 7 buitentekstplaten, eerst verschenen in Bijdragen tot de Geschiedenis der stad Deinze xv, 1948) behandelt G.P. Baert op een oorspronkelijk plan de geschiedenis van een Vlaams bakkersbedrijf tussen 1860 en 1900. Wat het receptenboek van een bakkersfamilie leren kan! niet alleen over de bereiding van brood en koeken en taarten allerlei, maar over het huiselijk leven van de verbruikers: burgers, boeren en werklieden. De Schr. geeft, na een pittige inleiding, een methodisch overzicht van de gebakken - Broodbakkerij en Banketbakkerij afzonderlijk geschikt - die te Deinze en omliggende genuttigd werden. De baksoorten uit het receptenboek worden er met een buitengewoon rijke kennis van de overlevering uitgelegd. Niet minder belangwekkeud is de blik in de ‘boekhouding’ van g, een methodisch overzicht van de gebakkeu - Broodbakkerij en Banketbakkerij afzonderlijk geschikt - die te Deinze en omliggende genuttigd werden. De baksoorten uit het receptenboek worden er met een buitengewoon rijke kennis van de overlevering uitgelegd. Niet minder belangwekkeud is de blik in de ‘boekhouding’ van bakker Callebaut en in de werkplaats van dezen eerlijken vakman en kuustenaar in zijn vak. Een ‘uitvinder’ in zijn wereld van zoetigheid, al te bescheiden voorzeker om te durven denken dat de uitvinding van een nieuwe taart meer doet voor het geluk van den mens dan de ontdekking van een ster. En toch! hoe is zijn werk een ware ‘blijdagwijzer’ geweest! - Liefhebbers kunnen het boekje verkrijgen bij den Schrijver, Beenhouwersstraat, 95, Brugge; prijs 40 fr.
V.
| |
Stamreeksen van westvlaamse familiën.
Door E.H.C. Denorme werden in de laatste maanden - na zijn hierboven op blz. 23 vermelde stamtafel van de familie Verbrigghe - nog verscheidene stamreeksen in beperkte oplage gedrukt op losse, genummerde bladen.
Vooreerst een stamtafel van zijn eigen famiiie, opklimmend tot de tweede helft van de 16e eeuw, waar de Ieperse stamvaders als de Worm voorkomen; de overgang de Wormede Norma gebeurde in het begin van de 17e eeuw.
Ter gelegenheid van de aanstelling van E.H. Alfons Van den Berghe van Ardooie tot pastoor van Adinkerke (1 Mei 1949), stelde hij een voorouderstafel op die aan vaderszijde tot Kortrijkse poorters van het einde der 17e eeuw opgaat, aan
| |
| |
moederszijde de Tieltse familie Goethals tot omstreaks 1700 vervolgt.
Van de familie Jonckheere van Beveren (Roeselare) reikt de voorouderstafel (gedateerd 31 Juli 1949) tot een stamvader Passchier of Paschasius de Jonckheere uit de 16e eeuw. Op het einde van de 17e eeuw verschijnt de familienaam gewijzigd tot fonckheere. Beveren bleef steeds de woonplaats, met één onderbreking in de jaren 1700-1750 (Gits).
Hierbij aansluitend is de gedachtenis (met portret) van Mevrouw Pierre 'T Jantele, geb. Marie Lievens, moeder van Mevrouw Jozef Jonckheere, begraven te Beveren den 7 Februari 1949. Op de binnenzijden van dit ‘doodsantje’ staat een stamtafel van de Lievens van Beveren, doorgetrokken tot de 17e eeuw.
Door een ander familiekundige, Heer A. Vanhuyse, werd een voorouderstafel aangeboden (gedrukt op 30 exemplaren) aan Heer Maurice-Victor Vanhuyse ter gelegenheid van zijn huwelijk te Nieuwpoort (8 Sept. 1949) met Juffrouw Elodie-Maria Vandenbussche. De Vanhuyse's komen uit Rumbeke en Langemark, terwijl de tak Vandenbussche van Nieuwpoort rond 1700 te Wulpen gevonden wordt.
V.
| |
De abdij 's Hemelsdale
Het verdwenen Cisterciënser vrouwenklooster 's Hemelsdale vond zijn geschiedschrijver in fr. M. Desideratus monnik der Cisterciënserabdij Sint-Sixtus te Westvleteren. Al te bescheiden wordt dit werk als een verzameling van ‘geschiedkundige aantekeningen’ voorgesteld, Dit boek van 224 blz., keurig gedrukt en geïllustreerd, is een voortreffelijke beschrijving van het bewogen verleden van het klooster, gesteund op een grondige studie van uitgegeven en onuitgegeven bronnen en werken (waaronder een Geschiedenis van Werken, Handschrift, van B. Slembrouck). Wij volgen het klooster in zijn stichting en verplaatsingen te Eesen (1237-1270), te Zillebeke (1270-1295), te Werken (1295-1575), te Diksmuide (1607-1671) en te Brugge (1671-1804). Van de uitbreiding van het domein wordt blz. 7089 een bondig overzicht gegeven. Uitvoerig wordt de geschiedenis van het kloosterleven behandeld, namelijk van de regeltucht en de vroomheid. Al te dikwijls werd dit gestoord en bezwaard niet alleen door de oorlogen, maar ook in vredestijd door de politieke en fiscale inmenging van de vorsten. De Schr. zorgde voor een goed Register van Plaatsnamen. Een Register op de persoonsnamen, beperkt tot de familienamen van de kloosterlingen, ware niet zonder nut geweest. - De
| |
| |
Schrijver, een kind van Werken, kiest met opzet de benaming 's Hemelsdale (en niet Hemelsdale) en verrechtvaardigt (blz. 35) zijn keuze: dat was de traditionele benaming te Werken, zowel in den volksmond als op het uithangbord van een oude herberg. - Alwie belang stelt in locale en Westvlaamse geschiedenis, zal dit werk willen bezitten dat ook nog uitmunt door zijn voordeligen prijs. (Te bestellen bij: Paters Trappisten, Klooster Sint-Sixtus, Westvleteren. Prijs: 60 fr.)
A.V.
| |
Onze Lieve Vrouw van Isenberge.
Een boekje in zakformaat voor de bedevaarders, sierlijk gedrukt en met prenten verlucht, vertelt boeiend van Izenberge's kerk en van de kapel gesticht door pastoor Joost Reyphins († 1672) ter ere van Onze Lieve Vrouw van Barmhartigheid; en beschrijft al het merkwaardige van dat Veurne- Ambachtse heiligdom met een kennis en smaak en piëteit die een handtekening overbodig maakt.
B.
| |
Vijftig jaargangen Volkskunde.
In hetzelfde jaar als Biekorf bereikt het tijdschrift Volkskunde zijn vijftigsten jaargang. Het werd in 1888 gesticht door Pol de Mont en A. Gittee als een ‘tijdschrift voor Nederlandsche Folklore’. Na enkele jaren werd A. de Cock de spil van het tijdschrift dat, onder zijn leiding, den weg heeft gebaand tot de wetenschappelijke beoefening van de folklore in onze gewesten. In 1938 werd de uitgave onderbroken. Dank zij vooral M. De Meyer werd weldra een ‘Nieuwe Reeks’ van Volkskunde ingezet, Als ‘Driemaandelijks Tijdschrift voor de studie van het Volksleven’ onder de redactie (voor Vlaanderen) van Dr K.C. Peeters, uitgegeven door de N.V. Standaard-Boekhandel, is Volkskunde geroepen om een grote traditie voort te zetten en de folklore als wetenschap te bevorderen en erkenning te doen vinden.
B.
| |
Lanteernliedje. - Zie hierboven blz. 191.
Te Deinze luidt het lanteernliedje van de jongens die meegaan in de maand October, bij 't eerste ontsteken van de lanteerns bij 't korten van de dagen:
Om te zien hoe alles gaat.
| |
| |
Dat komt zeker omdat de lanteernman enkele jaren proeve deed als nachtwaker, en 's avonds de veldwachter wat afloste om in donkere hoeken te speuren.
| |
Hondekot. - Vgl. hierboven bl. 192.
Ook in de Leiestreek geldt ‘hondekot’ voor bolhoed. ‘Baron! In uij kot!’: deze uitroep was in mijn kinderjaren de grootste smaad aangedaan aan een eerste-communiekant die na de dagen van de plechtigheid nog met zijn bolhoed dierf verschijnen. Het bolhoedje werd tot over de randen over de oren geslagen om de maat diets te maken dat een bolhoedje geen dracht 'n was, al moest de jongen zijn eerstecommuniehoedje afdragen om tijdens de Winter een zondagmuts uit te sparen.
| |
‘Trois François’.
In de jaren tachtig werd de bolhoed, of hondekot, ook genaamd ‘trois françois’ omdat de hoedenmakers die seriehoeden verkochten, toen al een ‘eenheidsprijs’ bedongen, en wel fr. 3.60 voor een bolhoed van eender welke grootte.
De ‘trois françois’ was een zinspeling op drie frank zestig en er zijn een paar uithangborden uit die jaren: ‘Au trois françois’.
| |
Nog van hoeden.
De hoed, in 't algemeen, is nog altijd een tuig dat spot verwekt bij de gewone man. 'k Stond overnaast aan de ingang van de Kortrijkse statie en 'k vroeg om een inlichting. 'k Verstonde maar de helft ‘van 't schoon weêre’ en 'k zei tegen de kaartjesknipper: ‘Zou je niet beter die sigaret uit den bek halen als ge je klanten aanspreekt?’, waarop hij in een wroede coleire schoot en mij - tot mijn innig plezier -, toesnauwde: ‘J' 'n hebt hier niemendalle te zeggen, schonen here, met jen hoed op!’ Hij keek beschedelijk naar mijnen nieuwen hoed en ik had verwacht dat hij mij eerder zou toegeslingerd hebben: ‘Here met je schonen hoed op!’
De vriendelijke kaartjesknipper gebruikte ‘schonen here’ in verachtelijke zin, en mijn hoed verachtte hij als dusdanig.
| |
Afstaan aan de Rolle. - Vgl. hierboven bl. 192.
Een kind van een jonge dochter wordt in de Leiestreek van Deinze tot Vijve genaamd ‘een kind van 't drinkgeld’
Bij 't uitbesteden of't anderszins verdonkeren van 't kind, worden - voor den tweeden keer - lutten en tutters in d'hage gehangen.
| |
| |
| |
Woordschakering.
Overnaast hoorde ik door een bekende van Kortemark tweemaal in vijf minuten naar ‘'t juiste woord’ zoeken.
‘Nooit 'n is 't woord niet’, zei hij, ‘'k wille zeggen weinig of niet’. En verder ‘Scheên is 'n woord dat te vet staat, want we- 'n zijn eigenlijk nooit te gare in zaken geweest.’
| |
Een Oeselgemse tweebok. - Vgl. hierboven bl. 190.
Die bok betekent hier zeker ‘bonke’, en ‘Oeselgemse tweebok’ is zeker een nalevering van die Siamese tweelingen van 1809. Mijn vader had van zijn groot vader, die uit Oeselgem stamde, altijd horen vertellen dat er alzoo twee aaneengegroeide en verknoopte kindertjes geboren waren. Vandaar dat, bij 't halen uit de hof van een tweelingswortel, of een verstropte aardappel, of een verknoopte dubbele rape, mijn vader altijd zei: ‘'t Is een Oeselgemse tweebok’.
G.P. Baert.
| |
Siamese tweelingen te Zuienkerke. 1772.
In aansluiting met de Mengelmare van blz. 190, betreffende de geboorte van Siamese tweelingen te Oeselgem in 1809, kan nog medegedeeld worden, dat ook te Zuienkerke dergelijke tweelingen ter wereld gekomen zijn ten jare 1772. Deze gebeurtenis wordt aldus beschreven door een zekere M.J. Allaert, die een Ghedinckbouck heeft bijgehouden van de [Bijzonderste?] geschiedenissen in en omtrent de stad Brugge, gedurende de jaren 1713-1787:
‘Op den 2 Septembre [1772] is op de progie van Zuenkerke, by den calsiewegh naer Blanckenbarghe, op de hofstede genaemt Het Noorthof, bewoont door Martinus Verscheure, zyn vrouwe verlost van een kint van dese gedaente [schets], beyde gedoopt, en zyn genaemt Jacobus. Sy waeren een elle lanck, fris en wel te passe en de moeder wel verlost, hebbende maer eennen afel, één fondament en één partie. Sy syn gestorven den 9 dito snavens ten 9 euren, 3 à 4 minuten naer malkanderen en begraven in de kercke’
A.S.
|
|