Biekorf. Jaargang 50
(1949)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe welstand te Brugge in de 17e eeuwIn 1947 gaf Prof. H. van Werveke, in een bondig maar belangrijk werkje. een volledig overzicht van de sociale en economische geschiedenis van de stad GentGa naar voetnoot(2). In zijn inleiding merkt de schrijver op dat de 17e eeuw, en vooral de tweede helft van deze eeuw, door onze geschiedschrijvers beschouwd werd als de ‘ongelukseeuw’, ten gevolge van de talrijke oorlogen die ons Land teisterden. Maar de c jfers van de Gentse bevolking in de tweede helft van deze eeuw tonen dat, gedurende deze vijftig jaren, Gent een zekere welstand heeft gekend. In het begin van de 14e eeuw telde Gent ongeveer 56.000 inwoners en was toen een der meest bevolkte steden van West-Europa. In 1610 vindt men er een 31.000 inwoners, in 1690 een 52.000 en in 1740 een 38.000. De eerste officiële volkstelling van 1796 geeft 54.537 inwoners. Daarover schrijft Prof, van Werveke: ‘De volledige curve over de 17e en de 18e eeuw brengt ons een beeld voor ogen, dat van de algemeen aanvaarde voorstelling sterk afwijkt, en als volgt kan worden samengevat, Na de scherpe daling, die ongetwijfeld op de overgave van de stad aan Farnese (1584) was gevolgd, steeg het bevolkingscijfer weer, eerst snel | |
[pagina 208]
| |
van 1610 tot 1660, dan langzamer van 1660 tot 1690. Van deze datum af, tot omstreeks 1740, daalde het sterk; daarna kwam er weer gestadige verbetering, zodat, omstreeks 1790, het maximum van 1690 was bereikt, en weldra overtroffen’Ga naar voetnoot(1). In de jaren 1660-1700 ziet men te Gent de grootste opeenhoping van bevolking in de moderne tijd. En gedurende de eerste helft van de 18e eeuw, in een tijdperk van vrede, verliest Gent een vierde van zijn bevolking. Te Brugge, waar de 17e eeuw ook als de ‘ongelukseeuw’ wordt aanzien, gebeurt hetzelfde als te Gent. We bezitten nog geen studie over de ontwikkeling van de Brugse bevolking vanaf 1600, maar andere inlichtingen laten toe een zekere welstand vast te stellen, ondanks de talrijke vijandelijke invallen, die de onmiddellijke omgeving van de stad onveilig maakten. Voor de jaren 1675 tot 1698 bezitten we volledige gegevens over de goederenbeweging van de Brugse haven, die door het kanaal van Oostende in verbinding stond met de zee. In het jaar 1675 voerde Brugge 32.594 ton koopwaar in, en voerde er slechts 14.903 ton uit. In het jaar 1698 bedragen invoer en uitvoer respectievelijk 22.827 en 10.155 tonGa naar voetnoot(2). We mogen dus besluiten dat de helft van de ingevoerde koopwaren te Brugge bleef. De stad was dus een belangrijk centrum geworden van plaatselijke handel, wat een zekere welstand laat veronderstellen. Een ander bewijs van betrekkelijke welstand is het aantal Godshuizen die in deze eeuw te Brugge werden gesticht voor arme en bejaarde lieden. De 17e eeuw telt er zeventien, tegen zeven in de 14e eeuw, tien in de 15e, zeven in de 16e en tien in de 18e eeuwGa naar voetnoot(3). | |
[pagina 209]
| |
Een derde bewijs dat het zeventiendeeuwse Brugge niet in volle verval was, zijn de talrijke particuliere woningen die in deze eeuw te Brugge werden gebouwd. Onder de meest kenmerkende Brugse gevels zijn deze uit de 17e eeuw het talrijkst vertegenwoordigd. De oudste Brugse huisgevels zijn opgetrokken in gothische bouwtrant. Maar rond 1600 komt er verandering, de gothische stijl wordt vervangen door een plaatselijke aanpassing van de Renaissance, waarin de horizontale lijnen vervangen worden door verticale.Ga naar voetnoot(1) Te Brugge vinden we nog zes gothische gevels uit de 17e eeuw; al de andere gevels uit deze eeuw zijn in de Renaissance-stijl. Van deze laatste zijn vele versierd met halfverheven beeldhouwwerk. Onder meer de huizen nrs 14 (de Vier Jaargetijden) en 16 (de Vier Werelddelen) in de Academiestraat; nr 25 der Vlamingstraat (de Vier Jaargetijden). Ambachten worden afgebeeld in de beeldhouwwerken der huizen nr 148 in de Langestrast (hoefsmid), nr 93 in de Noordzandstraat (brouwerij) en nr 7 in de Braambergstraat (korendragers). De Zeven Werken van Barmhartigheid staan afgebeeld op de gevels nr 23 in de Molenmeers en nr 1 op de Rozenhoedkaai. De gevel nr 91 in de Steenstraat draagt de Zeven Dagen van de week. Het nr 28 der Wollestraat toont de gevechten rond de Dampoort in 1631Ga naar voetnoot(2). Dit beeldhouwwerk op de zeventiendeeuwse Brugse gevels is zeker een teken van welstand, dat men niet zou vinden in een tijdperk van armoede en verval. Deze talrijke weelderige bouwwerken, het groot aantal stichtingen van godshuizen en de grote hoeveel heid koopwaar die te Brugge werd verkocht laten ons toe te besluiten, dat ook Brugge in de 17e eeuw een ‘herleving zonder glans of roem’ heeft gekend. Jos. De Smet |
|