Het Dorp in brand te Proven. 1802
In Mei-Juni 1802 werden, na de afkondiging van het Concordaat, de kerken weer voor den eredienst in gebruik genomen. De plechtigheid van de heropening werd bijna algemeen gevierd op Sinksen (6 Juni) of op een der Zondagen omtrent dezen hoogdag.
Te Proven werd de blijde viering door een grote brandramp gestoord. De schuur die, in den Beloken Tijd, tot kerk gediend had, schoot in brand door de laatste kaarsen die men er ontstoken had. Het vuur sloeg over op twee andere hofsteden, op een groep huizen en ten slotte op de kerk waar men het Te Deum van de heropening aan het zingen was.
In de Ware Vlaming II (1883),blz.37 wordt deze brandramp vermeld zonder datum en met weinig nauwkeurige gegevens. Een Brugs patriciër, tijdgenoot van het onheil, heeft daarover het volgendeopeen wit blad van zijn ComptoirAlmanack aangetekend:
‘23 meye [1802] sondaghs, soo isser een grooten brand ontstaen in de parochie van Proven over Ypre, door het verwaerloosen van de keerssen die in quantiteijt brandende gelaten waeren in een hofstede bij een groote casse. waer uijt solemneel het Alderheijligste Sacrament gehaelt wierd, en waer den dienst geschiede in de ongeluckige vervolginghe, omme dan in de kercke den dienst te ernemen; al t'volk was mede, en daer bleef maer op die hofstede de boerinne, die te laete den brand gewaere wierd; twee andere hofsteden sijn daer bij ook gebrand, ende den oosterschen windt sloeg de vlamme in den thoren der kercke, die eertijts in Ioodt gedekt was, maer nu seker in stroeij (want het loodt was aentreckelijk aen de legerschaeren) soo dat de kercke, en nog 16. huijsen daer bij ook verbrandt sijn; t'volk hadde den tijd schaers om na den Te Deum te vluchten uijt de kercke. Van welk onheijl Godt ons gelieve te behauden’.
A.V.