Rond de Loting
In Biekorf 1948, blz. 210 lees ik dat men kon een ‘remplassant’ kopen tegen 1600 fr. Ik was in de overtuiging dat hij 600 fr. kostte. Wie heeft gelijk?
Mijn vader trok no 3 bij de loting. Hij was er dus ‘in’ tot over het hoofd, maar hij was onderwijzer en zijn ongeluk had dus voor hem geen gevolgen, want de onderwijzers en de geestelijken moesten niet optrekken. Een der jongens met een ‘twijfellot’ heeft dat moeten bekopen.
De twijfelloten hingen tussen ‘er in’ en ‘er uit’ en de slachtoffers die ze trokken, wisten voorlopig niet of ze zich moesten scharen bij de bende die zong van ‘de troep is goed, hij kan niet beter wezen...’ Dat liedjen werd telken jare gezongen door een lange reke gearmde lotelingen die, al slungelende en zigzaggende, heel de straat nodig hadden. En 'k zie nog in verbeelding de loshangeude lange vesten van die vrolijke of triestige bende, die af en toe een hoed opstak waar de ‘numero’ van de loting was vastgemaakt onder het lintje.
De straat was dan ook wel wat onveilig. De sampetter hield goedig een oog in 't zeil, maar liet zijn gezag slechts gelden bij gevecht. 't Was een tijd ‘à la bon-papa’. Wat zijn de straattonelen veranderd!
Ons stampitje was ten tijde van de loting altijd druk bezet. Toch weet ik niet of daar plaats was om er meer dan één klant tenegare te laten ontnuchteren. Y.C. St Michiels
Van een bejaard man van St Michiels vernam ik het volgende over de loting:
Sommige lotelingen hadden een duif mede. Trokken zij een