Biekorf. Jaargang 50
(1949)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe oude windmolens van Brugge en Lief Jansz Andries van MoerbekeDAT onze windmolens eerst in 1573 konden kruien is niet algemeen aanvaard. C. VisserGa naar voetnoot(1) aanvaardt zelfs het bestaan der vaste windmolens niet, daar er inderdaad geen enkel bewijs voorhanden is dat hun bestaan aantoont. Nochtans menen we te moeten aannemen dat er vaste windmolens geweest zijn, alleen maar om de ontwikkeling in de molenbouw te kunnen uitleggen. De meeste schrijversGa naar voetnoot(2) zijn dan ook van mening dat kort na het uitvinden van de windmolens ook de krui-constructie werd uitgedacht. Dit gebeurde, ten laatste, in het begin der 14e eeuw. De voorstelling in het oude Renteboek van Oudenaarde (14e eeuw) geeft ons klaarblijkelijk een kruibare staakmolen. In 1430 immers werd reeds te Schoonhoven (N.H.), met toelating van Jacoba van Beieren, de eerste wipmolen gebouwd. Een wipmolen is, bij definitie, een kruibare staakmolen waarvan de staak uitgedraaid is om een vaststaand scheprad (later, bij uitzondering, maalstenen op den grond) te bewegen. Hij is dus het | |
[pagina 91]
| |
tweede molentype, reeds een uitgroei van de staakmolenGa naar voetnoot(1). Derhalve mogen we geredelijk aannemen dat men de Brugse staakmolens op het stadsplan van Marcus Gerards, in 1562, kon verwinden. Ze zijn ook juist gebouwd als onze huidige windmolensGa naar voetnoot(2) en hebben zelfs loopschoren, wat men duidelijk kan zien aan de molens op 't einde van de Ganzenstraat. Deze constructie ware bij vaste windmolens niet verantwoord.
Wat gebeurde dan eigenlijk in 1568, 1573 of 1582? (Zijn we zeker dat Karel Van Mander eerst in 1583 te Haarlem aankwam, van Andries weten we alleen dat hij eerder moet uitgeweken zijn en gissen het jaartal van zijn uitvinding.) Citeren we eerst ooggetuige Leeghwater, Nederland's grootste molentechnicus: ‘De aldereerste vierkante wind Oly-molen die in Holland quam, die is uit Vlaanderen gekomen, regt na de Troubel; die heeft doen zetten Lief Jansz Andries van Moerbeek, op 't Noordooster Bolwerck tot Alkmaar...’ Deze vierkante molen zal een staakmolen, misschien een wipmolen, geweest zijn. Wat ligt nu verscholen achter het woord ‘allereerste’? A. Ronse neemt aan dat ‘de windmolens draaibaar gemaakt werden’Ga naar voetnoot(3). Schr. verdedigt zijn zienswijze tegen hen die beweren dat Andries alleen de wipmolens derwijze veranderde dat de werktuigen voortaan in 't bovenhuis stonden, waar deze vroeger op den grond werkten. Schr. geeft niet op wie die stelling verdedigen. Die dit doen, komen terug tot de eerste staakmolens, waar reeds altijd boven werd gewerkt. J. Fraeyman heeft alhier (Biekorf 1948, blz. 93) de tegenovergestelde uitvinding voorgehouden: in 1573 | |
[pagina 92]
| |
werden de molens versteekbaar gemaakt, met als gevolg dat voortaan de werktuigen in een stampkot konden worden overgebracht. Zo brengt Schr. als 't ware de uitvinding van de wipmolen 150 jaar later op naam van een Vlaming. C. VisserGa naar voetnoot(1) veronderstelt dat Andries de eerste was die een wip- of standerdmolen tot oliemolen inrichtte en alleen daaraan zijn roem dankt; de draaibare molenkap komt niet van hem. H.A. Visser neemt wel aan dat van Moerbeke de eerste molen bouwde met draaibare kap en tevens de eerste oliemolen in HollandGa naar voetnoot(2). Hij citeert echter dat de eerste oliewindmolens in Friesland zijn gebouwdGa naar voetnoot(3). Een onbekend genie deed dus de eerste uitvinding: de draaibare staakmolen. Een tweede miek, eveneens onbekend, de eerste wipmolen: alleen het ledige molenhuisje draait. De derde uitvinding: alleen de molenkap te draaien staat op naam van een Vlaming. Zo bereidde Lief Andries den bouw van onze eigenlijke stenen molens voor, die dus op een natuurlijke wijze uit de staakmolens zouden zijn ontstaan. Bij nieuwbouw werd het vaste molenhuis met duurzamer materiaal, steen, opgebouwd. De meeste houten molens werden in steen omgebouwd, met gebruik van het oude draaiende werk. Toch duurde het nog lang vooraleer onze molenbouwers steen gebruikten: de meeste onzer Westvlaamse stenen molens dateren van deverleden eeuw, enkele, zeer uitzonderlijke, van het einde der 18e eeuw. Wat mogen we dus aan onzen molenbouwer uit Moerbeke toeschrijven? Kwam hij er werkelijk op de | |
[pagina 93]
| |
draaibare molenkap bij het zien der wipmolens die in Vlaanderen onbekend waren? Bracht hij naar Holland wat hier reeds een tijd gekend was, of heeft hij de olieslagerij alleen maar aangepast aan de windmolentechniek? Bij gebrek aan documenten zal dit wel een twistpunt blijven. Chr. Devyt |
|