Biekorf. Jaargang 50
(1949)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |
Trouwen is houwen
| |
[pagina 86]
| |
maar zeker aan de hofdreef en aan de balie door het dienstvolk met een gepinte koeieband. Aan tafel werd er gewoonlijk een trouwdicht afgelezen - op ieder dorp waren er zulke specialisten; - naderhand werd de trouwdicht omlijst en in de beste kamer gehangen. Onder het eten zongen ze van: O Sefje is getrouwd...; of: En als men pas getrouwd is... Minder gekend is het volgende liedje: Als de zurkel schiet, 't is in de maand van Meie
Al de brave boerkens schieten in een lach.
Witte hutsepot, karoten en pareie,
De gestampte taatjes komen voor de dag.
En als men rond het potje staat,
't Boerinnetje aan het roeren gaat,
Het boerke haalt het fluitjen uit,
En zingt maar overluid
Van rommele, pon, pon, pon,
pon, pon, pon, pon, pon, pon.
In veel dorpen - gelijk te Dudzele - wandelen ze in de achternoen nog eens het dorp rond, om hun benen te rekken en al hun beste kleren te tonen. 's Avonds werd de rest opgediend, men danste en speelde allerlei poetsen; vooral het huwelijksbed had het te verduren: beddelakens toenaaien of toebinden; doornbladeren, distelbolletjes of gesneden paardshaar onder de lakens strooien; of ook wel een bel aan de beddebak hangen. Op ieder parochie waren er dan nog van die rijke, zeldzame huwelijken, waarvoor heel het dorp in rep en roer stond; meestal als een dochter van het kasteel trouwde. De timmerman van Male was gekend voor het opstellen van zijn prachtige poorten; tussen de groene gparretakken was er zelfs plaats uitgespaard voor de maagdekens met de bloemenruikers. Heel Male was te been, en de pachters wedijverden om het schoonst hun huis en hekken en haag te pareren met kleurige papieren bloemen en vendeltjes. Op het kasteel de Spijker werd het huwelijk in de huiskapel ingezegend. Voor het kasteel Rooigem was heel de Bisschopsdreef | |
[pagina 87]
| |
versierd en er hingen papieren lantaarns aan de bomen. Bij regenachtig weer werd er zelfs glei gelegd van aan het gemeentehuis naar de kerk; de schoolkinderen vormden de haag. De middengang van de kerk was met banken afgezet, om de kijklustigen op afstand te houden; het orgel speelde een verzorgde ‘entrée’ en ‘sortie’. Iedereen werd voor die moeite en eerbetuigingen mild beloondGa naar voetnoot(1). Elders speelde de dorpsfanfare haar best ingestudeerde stukken in de stoet en voor de kerkdeur, en was heel de dag op zwier met ‘pardeblees’. In de verre buiten, gelijk te Beernem, reden boerezoons te paarde het bruidspaar op het kasteel afhalen; ze kregen elk een schild aan de arm, en werden getrakteerd met een glas oude wijn en een cigaar; eerst in de late avond keerden ze huiswaarts. Miel, van de Kasteelhoek, was met het kachtelpaard uitgereden en 's avonds was er geen houden meer aan; het liep gedwongen naar zijn veulen in een grote vlucht, dwars door al de stukken. Miel, met zijn zatte kop slingerde wippend, weg en weer; van al dat schokken laaide de half opgerookte cigaar, in zijn vestezak, weer op en brandde dwars door al zijn kleren, zodat Miel vloekte: ‘Djie! dien oude wijn is sterk, hij brandt hoe langer, hoe meer, 't komt al aan mijn heupe!’
De bruiloftsdag verliep niet altijd even rustig. Sommige kenden een angstige morgen. Hij die een meisje ‘laten zitten had’ (een olieplek had), mocht zich aan alles verwachten bij het uitkomen van het gemeentehuis of aan de kerkdeur. Verwanten van het verlaten meisje wachtten hem op, smeten met blauwsel of zwaaiden met een klutterspaan; andere hielden een | |
[pagina 88]
| |
gebunselde pop in de armen en schreiden ‘pa-pa’! Als het volop in de mond liep, dat het meisje ‘een pintje voor de vespers had gepakt’ durfden ze soms ook wel ‘een fokke’ aan de fentenelen hangenGa naar voetnoot(1). De Zondag nadien werden de vriendinnen van de bruid uitgenodigd op ‘de natrouwfeeste’ of ‘meisjesfeeste’ of ‘meisjeswederjonste’. Elk bracht zijn bruiloftsgifte mee: een kruisbeeld, een O.L. Vrouwbeeld onder globe, een wijwatervatje, een koppel blinkende kandelaars met bollen en allerlei menage-artikels: een kinkee met blaker, een vierpotje, een melkkan, spoelkommen, enz. Alles werd in de beste kamer en op de commode tentoongesteld; ‘het nieuwe nest’ werd goed besproken en daarna werden ze onthaald op koekestuiten met hesp. Op sommige plaatsen gaven ze de voorkeur aan een herberg in 't dorp en sprongen op de voois van: ‘Vivat dat me nog jong zijn!’ Te Oekene en te Rumbeke werd dit feest ‘Huwave’ geheten; te Aarsele en in het Tieltse spreken ze van ‘kloeringe’. In ieder dorp waren er ook mensen te vinden, die er op uit waren om ‘een slecht menazie’ te brandmerken en heel de parochie op stelten te zetten met hun ‘scherminkelen’. 's Avonds laat - om niet ge- | |
[pagina 89]
| |
zien te zijn - trok de bende tuitend en schreeuwend door het dorp al scherminkelend met potten, ketels en schijven en al dat geruchte kon maken. Te Ruddervoorde, aan 't Vanneken, reed de karre met de windmolen piepend en ruttelend voorop, gevolgd van de djakkende koeiwachters.
Volgens de gezegden vinden de mensen geen graten in een vechtpartij onder gehuwden: - ‘'t Is stille waar dat 't nooit en waait’.
- ‘Je moet je vuil hemde thuis wassen’.
- ‘Liefde op strate is ruzie in huis’.
- ‘Man en vrouw zijn één,
en als ze vechten zijn ze met tweeën’.
Pier, de beerboer, ondervond dat seffens als hij ze wilde ‘scheên’: ‘En hij mag hij mij slaan, hij is mijne vint!’ Zij beweren zelfs: ‘Een vrouw zonder slagen is lijk een soepe zonder zout.’ De volgende gezegden zinspelen ook op slagen: - ‘'t Zal meer bijten of niet’, zei de vint, en hij
smeet met een doôn hond naar zijn wijf.
- ‘Alles voor God’, zei de vint, en hij sloeg zijn
wijf met 't krusefiks.
- ‘Een goên aanleg is een goe begin’, zei Jan,
en hij lei zijn wijf aan 't vier.
En de vrouw moet daar 't beste uitrapen: ‘Elk moet zijn zot kennen!’ Als ze ‘haar op heur tanden’ heeft, weet ze ten slotte wel haar rechten te doen erkennen; 't is immers geweten: ‘Den eersten trek van de koffie, de sloters van de kasse en 't laatste woord’: dat is vrouwenrecht. Van daar: ‘Het vrouwvolk draagt de broek’. En als we de sprookjes moeten geloven, dan zou Ons Here dat zelf ondervonden hebben, als hij met Sinte Piete rondwandeldeGa naar voetnoot(1). Voor weduwen is men wat achterdochtig: | |
[pagina 90]
| |
Weeuwen trouwen en worsten knauwen,
Je weet niet, wat daar is ingedauwen.
En algemeen gekend is de stem van de ondervinding: Trouwen is geen kinderspel.
Die getrouwd zijn weten het wel.
M. Cafmeyer |
|