Biekorf. Jaargang 50
(1949)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdTrouwen is houwen
| |
[pagina 61]
| |
't Was bij die zakelijke onderhandelingen dat het soms ‘afsprong’ en dat ze ‘beelden’; seffens wist heel het gebuurte dat het ‘een bele’ was, en in't duikertje zinden vrienden en magen van de verwezen partij op lemen en klodden strooien en de zinnebeeldige pop. Als de smid N., trouwde hing er een beurs vol halve centjes aan een versleten stoofbuis boven de smidse te klutteren: hij was gebeeld omdat Silvietje niet genoeg kon ‘stuiken’. Op Dee (Eede, Holland) staken ze een strooien pop, met een beurs keien om de hals, op de hoogste boom-top bij het huis, en wentelden doorns rond de stam om het afhalen te bemoeilijken; haag en gloriette hingen vol klodden. Omdat Natje van de Breele(Barreel), die Deenaar had laten staan om een rijken Maldegemnaar van over de ‘schreve’ (landgrens) te trouwen, werd er een vint schrijlings aan ‘de pale’ (grens) gezet. Er waren natuurlijk ook andere voorwendsels om te belen, dan geldkwesties; de pop bezorgde de nodige uitleg. Op de Gevaarts hadden ze komplot geslegen bij de barbier. Graeve vrijde met Minaatje 't Zaalrugske en Rochus, een boereknecht, die met een ‘natte konzee’Ga naar voetnoot(1) van de troep naar huis was gezonden, deed ze hem af. Minaatje trouwde in nieuwjaarmaand; 's morgens vond ze de lemen voor haar deur en in de perelaar zat een pop met uithangende vervrozen hemdeslip. Waken hielp niet, de tegenpartij waakte immers veel langer. Te Zwevezele zou de bruidegom die langs de tramroute woonde, heel de nacht waken; maar die sloebers hadden de stoker van de stoomtram uitgekocht; wel vijftig meters ver, langs de tramrillies, lagen de lemen gestrooid.
Maanden voordien moest er aan de uitzet van de bruid gewerkt worden; vroeger werd een deel van het vlas op 't hof zelf gesponnen en geweven - grauw | |
[pagina 62]
| |
grof lijnwaad, maanden gebleekt. - De trouwster kreeg voor uitzet: een dozijn lijnwaden hemden met mouwen, een sjetten gebreide baai en rok, en hoogblauwe wollen onderrokken voor de winter, gestriepte katoenen rokjes voor 's zomers; een beste witgebloemde onderrok (lijk een bedsprei) en een zwart satijnen; ook nog blauw lijnwaden schorten en twee kapmantels.
Ze zaten er ook danig mee in, om naar de pastoor te gaan; 't was niet van dat... maar 't was van die ondervraging. De peerdeknecht van Timmermans te Sijsele was zodanig verbauwereerd dat hij uit zijn gebeden niet gerocht. Mijnheer pastoor zei nog gezapig: - ‘Laat ons een keer herbeginnen: Akt van geloof...’ - ‘Al verloren moeite, Mijnhere pastoor, doen lijk gewente!’ zei de knecht met een snok: en daar zat hij al geknield op de grond, ellebogen op de stoelzate en klip voor de ogen: - ‘Mijn Heer en mijn God, ik geloof...’ 't ging al spelen, alle vier de akten in één asem. Daarna kwamen ze ‘in de geboôn’ en werden geroepen. Zodra ze, te Dudzele, de trouwbeloften of de bannen van de huwelijke staat afriepen, begonnen ze - zowel aan de mannenkant als aan de vrouwkant - te hummen, te hoesten en tekens te doen van weers kanten, totdat ze allemaal (de trouwers) ‘van de preekstoel gerold waren’. En lijk of dat wel meer gebeurt...: toen die boerezoon met de meid zou trouwen, hing er die Zondagmorgen aan het kerkhekken van Sijsele het volgende spotrijmpje: ‘Menschen, ge meugt uwe stoel niet veel laten grollen,
want 't gaan er nu drie van de trappen rollen’.
Je moet eigenlijk maar trouwen om beklapt te worden; elk wist er het zijne van en de toekomende bruid werd gewikt, gewogen en gekeurd: 't is een snelle poeze - een djente - een felle teve - een ferm vrouwmens of een gildig vrouwmens, er zal veel verwas op zijn; een vrouwmens lijk een slagpeerd, | |
[pagina 63]
| |
een deure vul; - of het tegenovergestelde: een dilteperse, en ook: te kort geblokt; te lelijk om t'helpen donderen; onverschillig; ze mag in de reke staan.Ga naar voetnoot(1) Voor de bruidegom zijn ze zo veeleisend niet: 't is een gladde vint - een knappe vint - een vetlegger; en 't moet àl onziende zijn dat er aan is, eer dat ze zeggen: een echte St PieterskopGa naar voetnoot(2). Ten anderen, 't komt er niet op aan want: ‘die zijn wijf vermoord had en met haar vel op zijn rug liep, zou nog een ander krijgen’. Op de vooravond van het huwelijk van een boeredochter of een begoed meisje werden de kanonnetjes van 't Gildenhuis afgevuurd, en de molenaar liet 's achternoens van de trouwfeeste een ballon opgaan die aan Spijkersdreve viel. Te Middelburg en op den Hoorn zorgden de jonggezellen van 't gebuurte wel zelf voor het geschut in de zandputten: telkens drie vreugdeschoten en dan laten afkoelen. Op Dee was het Kareltje Dhondt, de smid van aan de Zwane, die zich daarmee gelastte voor zijn beste klanten. Hij vuurde niet alleen 's avonds maar ook 's morgens; zodra de ‘faaitom’ in de verte kwam aangereden, liep hij met de gloeiende stave naar de kanonnetjes. Daarna bood hij het gebruikelijk huwelijksgeschenk aan: een vorkje en houweeltje met koperen hals, waarin naam en datum gegrift stondenGa naar voetnoot(3). Te Beernem schoten ze met geweren en al schietend | |
[pagina 64]
| |
naderden ze het hof van de trouwfeeste; ze werden getrakteerd met een schel hesp en bier. Hoe beter dat ze vaarden, hoe meer dat ze schoten, soms tot een gat in de nacht; niemand moest er aan slapen denken Te Oekene (Rumbeke) schoten ze 12 en 12 om de beurt. Een nijdige vrouw liet dit knallen door de garde verbieden. Maar pas was hij de rug gedraaid of ‘pief! paf!’ nog een knal; daar er geen verklikkers te vinden waren, werden ze alle 24 gestraft en moesten een dag te Roeselare zitten. Ze maakten er een refreintje op en nog nooit waren ze zo zat geweest als de dag van hun loslating. ('t Vervolgt) M. Cafmeyer |
|