veel water afgevoerd. Door de erosiekracht van het snel stromende water werden in het veen getijdegeulen of kreken uitgeslepen, die na enige tijd tot aan de rand van het veengebied en het hogere pleistocene achterland doordrongen.
De oorsprong van deze inbraak lag bij de reeds genoemde smalle onderbreking in de duinen, op de grens van de huidige gemeenten Koksijde en Oostduinkerke. In dit inbraakgebied werden de duinen door de grote kracht van het in- en uitstromende water over een breedte van enkele kilometers volkomen opgeruimd. Ook het veenlandschap dat achter deze verdwenen duinen lag, werd volledig weggeslagen. Zo ontstond er hier dus een inham van de zee, die bij haar grootste uitbreiding een groot deel van de huidige gemeente Kok sijde, en delen van de aanpalende gemeenten heeft omvat.
Vanuit deze inham stroomde het water tweemaal daags in en uit de kreken, die het achterliggende veen landschap doorsneden. De afmetingen van deze kreken, die zich meer en meer vertakten, varieerde sterk. Wij vonden geulen van meer dan 1000 meter breedte, waarin het veen geheel was opgeruimd. Maar ook werden er geultjes van 1 meter breedte aangetroffen, waarin het grootste deel van het veen gespaard was gebleven. Tussen deze twee uitersten zijn alle variaties aanwezig.
Tussen de kreken lagen de gespaard gebleven veen eilanden, varierend van grootte en vorm, die slechts bij de hoogste vloedstand werden overstroomd met zeewater vanuit de geulen.
Door het binnenstromende zeewater werd veel slib aangevoerd, waarin materiaaldeeltjes van varierende grootte voorkwamen. Dit slib kwam tot sedimentatie in het doorsneden veenlandschap. De zwaarste, grove deeltjes werden afgezet in de kreken. Deze werden dus opgevuld met zandig materiaal.
Op de veeneilanden zetten zich de fijnste deeltjes af, zodat deze dus werden overdekt met klei. Deze selectieve sedimentatie is te verklaren door het feit, dat de stroomsnelheden in de kreken veel groter was dan op