Biekorf. Jaargang 50
(1949)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdWat een apotheker te lijden had om in de schepenbank te geraken.
| |
[pagina 43]
| |
ter de Momblera, Jan vander Hecke, Cornelis Roels, Symon de Commanderre, Cornelis Ondermaerc, Jan van Gossy ende Colaerd Belle, ghesloten datmen Loys le Meere alsnoch niet ontfaen en zal ten scependomme vanden Vryen, daertoe niet nut noch ydoine, omme dieswille dat hy de vlaemssche tale niet en can, ooc mede dat hy es ende ghezyn heift een ambachs man te Brugghe, apotecaris stellende clisterien ende andere zaken doende den ambachte angaende, dat vile gheweerken ende officien zyn; nemaer datmen hem poghen zal by allen weghen ende middelen te wederlegghene ende wederstane ende te dien fine thove te vervolghene ende vrienden te makene, niet alleene omme den voorseiden Loys maer ooc omme den toecommenden tyt, emmers gheduerende de onbeiaerthede van onsen gheduchten heere,jnde vachierende scependommen ghestelt thebbene mannen van eeren, vrylaten, aldaer woonachtich, bekent ende ghegoedt. Ende jnsghelycx datmen ooc van zulke personen voorzien wille vanden buerchmeesterscepe vander commune, mids dat nu onlancx vele vanden zelven buerchmeesters zulc ghezyn hebben als dat zy naer 't expireren van heurer jaerschare, niet meer ten Vryen en converseren zo dat de suppoosten noch secours. raet, noch advis van heurlieden en hebben, ter destructie vanden zelven lande ende vanden suppoosten ende edele mannen daerjinne ghegoed ende ghezeten. Uit een verder verslag blijkt dat de wethouders in beroep zijn gegaan bij den Groten Raad te Mechelen: deze had nog geen uitspraak geveld op 8 November 1511, dag waarop Louis Le Maire ‘comparerende ter camere’ verzocht om krachtens zijn ‘commissie die hij exhibeerde... inde possessie ghestelt te zyne vanden scependomme vanden Vryen’. De wethouders lieten hem toe onder voorbehoud van de uitspraak van den Groten Raad en ‘naer lecture van zynen vervremdene ende veryssuwene van zynder poortrye van Brugghe’.Ga naar voetnoot(1) Daarop volgde de eedaflegging in de handen van Jan van Praet, heer van Oenlede, baljuw van Brugge en van het Vrije. | |
[pagina 44]
| |
Louis Le Maire zetelde voor het eerst als schepene op 6 Februari 1512 en behield het ambt tot aan zijn dood in 1529.Ga naar voetnoot(1) J.D.S. |
|