Biekorf. Jaargang 50
(1949)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Een verdwenen uitvaartgebruik
| |
[pagina 4]
| |
Het gebruik was, in den beginne, voorbehouden aan de dames van den adel: rechtsgeleerden uit dien tijd zeggen dat zij dit voorrecht hadden verkregen: ‘à cause des dépenses extraordinaires que leurs maris faisaient dans les voyages à la Terre Sainte’Ga naar voetnoot(1). Nadien werd dit voorrecht veralgemeend en mochten al de weduwen er gebruik van maken. Hoewel het voor een vrouw, wier man bij zijn overlijden tot over de oren in de schulden stak, een hele verlichting was ontheffing van al die schulden te verkrijgen door een eenvoudig gebaar, was het zeker niet aangenaam bij de uitvaart de sleutels op de kist, of op den toegedekten put te moeten leggen, in het bijzijn van verwanten en vriendenGa naar voetnoot(2). Het bezwaar van dit gebruik werd ingezien en weldra evolueert het voorschrift: de weduwe moet enkel nog, als bij de uitvaart de schrijne ofte doodkist uit het sterfhuis gedragen wordt, den sleutel op de deur laten steken.Ga naar voetnoot(3) | |
[pagina 5]
| |
Later nog zal het gebaar bescheidener worden; weldra mag de vrouw den sleutel afgeven aan den burgemeester, aan den pastoor of aan twee notabelen. aan den schouteet en de schepenen, en de renonciatie moet dan te boeke worden gesteld. Keure, Brugse Vrije, 1619: ‘Dies wordt de selve weduwe binnen veerthien daghen naer het overlijden van haren man ghehouden te scheeden vuytten sterf huyse, ende de selve renunciatie te doen inde presentie van twee hooft-mannen ofte notabele persoonen vande prochie, oft voor de Wet daer onder sy woont, ende aen hemlieden geven de sleutelen vanden huyse, om die voorts over gelevert te worden in handen vande Clerck van de becommerde: welck verclaers de voornomde weduwe ghehouden sal sijn te ververschen in persoone, ofte by procuratie speciale ter camer van desen lande. Te weten: die woonen in 't landt vanden Vrijen, appendantsche ende contribuable, ende inde steden, ende plaetsen daer in gheinclaveert, binnen ander veerthien daghen, ende de ghone daer buyten woonende, binnen veertich daghen, om de goedinghen van het selve sterf-huys alsoo by haer geabandonneert te laten inventarieren ende administreven by den Clercq vande becommerde soo hier vooren gheseyt is’. Keure, Broekburg, 1615: ‘(de weduwe) sy sal moeten doen ende verclaren anden Pastoor, oft twee notabele Parochianen terstont naerde begravinghe, met overleveringhe van de slotelen.’ Keure, Kasterlee, 1548: ‘(zij moet) draghen den sleutel vanden sterfhuyse in handen vanden schouteeth ende schepenen’ en laten hare renunciatie te boeke stellen.’ (Hetzelfde in de keure van Diest, 1701.) | |
[pagina 6]
| |
Daarentegen verklaart de keure van Roeselare, van 1624 nog uitdrukkelijk: ‘...'t sterf-huys van haeren overleden man begeerde te abandonneren, 't welck sy sal vermoghen te doen, mits verlatende alle de goedinghen van beede sijden gecommen, legghende den sleutel op den put. (Hier moet dus het gebaar nog letterlijk uitgevoerd worden). De vrouw echter mag beschikken over haar beste kleed en een bedGa naar voetnoot(1). De keure van Oostende (1611) is zeer uitvoerig; het artikel luidt; ‘Eene weduwe vermach naer 't overlyden van haren man by faute van hoir (erfenis) 't sterf-huys te abandonneren ende renuncieren indient haer belieft, midts alle 't goet vanden selven sterf huyse latende inde handen vande Burch-meester vanden communne ten profijte vande crediteuren, uyt gheweert een tamelyck cleet, midtsgaders een coetse en bedde met syn toebehoorten, 't welcke sy sal vermoghen te behouden legghende den sleutel vanden selven sterf-huyse op 't graf ende dien bewegende inde handen vanden selven Burch-meester binnen derden daeghe naer 't overlyden van haeren man (dubbel ritueel dus!), ende dat doende is ontlast ende onghehouden van alle schulden, daer inne wylent haeren man ghelast was, alwaert oock soo dat sy ten versoeke van haren man voor de selve schulden haer oock mede verobligiert hadde, ghereserveert alleenelick de schulden bij haer ghecontracteert ter causen van haeren coop-handel, daer-vooren sy niet jeghenstaende dierghelycke renunciatie sal verbonden blijven, emmers tot haerder helft.’ De Costume van Brugge (1619) laat de keus tussen de twee handelingen... ‘legghende ten dien fijne de slotelen vanden sterf-huyse op 't lyck ofte graf, ofte emmers die beweghende in handen vanden Clerck | |
[pagina 7]
| |
vande becommerde sterf-huysen, op den selven dagh datmen het lijck uyt den huyse draeght, ende dit doende is de selve weduwe vrij ende quijt van alle schulden ende commeren vanden sterf-huyse, uytghedaen de ghone daer in sy haer selven expresselick verbonden ende verobligiert heeft’. Zo komt het - en is het verklaarbaar - dat op onze dagen in dergelijk geval de geschreven verzaking aan de erfenis moet ingediend worden op de griffie van de rechtbank van eersten aanleg van de omschrijving binnen dewelke de gemeente van de echtelingen, gelegen is, en niet, wat logischer zou schijnen, dat deze verzaking zou geschieden door het ambt van een notaris: wat wel het geval is voor al de andere kwesties van erfenissen of transactie van roerende of onroerende goederenGa naar voetnoot(1). Ook bij de begrafenis van een straatarme man, zal men dit gebaar volbracht hebben, als de familie aan de erfenis (lees de schulden!) verzaakte. Of haalde men dit volksgezegde aan om te wijzen op de armoede van de teraardbestelde? In 1520 overleed te Veurne, een man die zo arm bevonden werd ‘dat de slotellen upden put geleyt waren’Ga naar voetnoot(2), en op het Sint Jacobskerkhof te Brugge, werd in Augustus 1495 een ‘arem cuper’ begraven ‘daer de slotel up 't graf was’ -Ga naar voetnoot(3). Mts. Van Coppenolle |
|