wijn van het ommeland: Beaune, Savigny, Pommard, Volney. En Onze Lieve Vrouw van Beaune reikt overal haar kind een bonke druiven en Sint Vincentius, patroon van de wijnboeren, houdt een bonke naar het zonnelicht. Ze loven de zon en ze persen de druif.
De apotheek is als die van Brugge: zalvepotten en mortieren van de tijd. De gevel van 't gebouw is nagenoeg als die van 't hospitaal van Damme. Alles vertoont hier Vlaamse schering. Wij voelen ons hier niet verland.
Wij voelen dat hier mensen van ons volk aan 't werk zijn geweest, gekomen al rijdend door Artesië en de vlakten van Champagne en hier aan 't metselen, aan 't beitelen en 't schilderen zijn gegaan. En overal zijn de keukens het grootste deel van het huis, keukens groter dan deze van de heer van Gruuthuuse, en te Beaune in het Godshuis dampen de zware potten en ketels, sissen de pannen, en hangen de runderstukken aan de gesmede vleeskronen, kokens- en bradensgereed.
Dat leeft en dat bronselt en dat bidt en dat geneest hier tussen de smalle en kronkelende straatjes van het stadje Beaune, beschermd door daken bedekt met kleine gekleurde dakpannetjes, gebakken en gebruind met de tijd van jaren.
Het verleden wordt hier levend gehouden als bij mirakel en te Beaune is, wel te verstaan, het mirakel gebeurd door de goede wil, de standvastigheid, het staag geduld en de christen zin van zijn bewoners.
G.P. Baert