Biekorf. Jaargang 49
(1948)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 169]
| |
[Nummer 9]Coornaert, Hoornaert en Cockuyt.OP het eerste zicht, geen naam die meer zuiver Nederlandsch is dan Coornaert. Wie herkent immers niet onmiddellijk in die beide lange klinkers typisch-Nederlandsche klanken, en in den naam zelf, het woord koornaard, een samenstel van het nog dagelijks gebruikte ‘koorn’ en het eerder zeldzame ‘aard’. Dat laatste, waarvan de jongste uitgave van Van Dale leert dat het Zuidnederlandsch is, mag niet verward worden met het alom bekende ‘aarde’. Het beteekent oorspronkelijk veld, onbebouwd land, open plaats. Sedert de Vlamingen hun onbebouwde landerijen tot vruchtbare akkers hebben ontgonnen, heeft aard, evenals veld, de beteekenis gekregen van ploeg- en bouwland. Thans wordt het nog in dien zin gebruikt. Uit het begrip open plaats heeft zich echter zeer vroeg als tweede beteekenisreeks deze van aan legplaats, loswal, opslagplaats, markt en eindelijk winkel ontwikkeld. Zoo zegt men soms nu nog ‘aard houden’ | |
[pagina 170]
| |
voor winkel houden.Ga naar voetnoot(1) Verbonden met ‘koorn’ zou ‘aard’ dus zeer verschillende beteekenissen kunnen hebben. In werkelijkheid treft men het alleen in het Zuidnederlandsch aan in de beteekenis land en markt: koornaard is dus ofwel korenland of korenmarkt. De oudste vermelding van het woord vond StallaertGa naar voetnoot(2) in een tekst van 1308 te Dendermonde onder den Latijnschen vorm cornardum met de nadere bepaling forum bladorum. Men vindt het later herhaaldelijk in Oost-Vlaanderen steeds in die beteekenis van korenmarkt, en nog in de tweede helft van de xvie eeuw wordt het te Gent gebruikt om de bekende Koornmarkt aldaar aan te duiden. De topografische beteekenis van het woord maakte er als het ware vanzelf een toponiem van. Niet alleen te Gent, ook in West-Vlaanderen was dat het geval. K. de FlouGa naar voetnoot(3) immers vermeldt een Korenaard als naam van een stuk land te Poperinge; hier zal wel niet korenmarkt, maar eerder korenland bedoeld zijn. In verband met de toponiem Korenaard wijst K. de Flou bovendien op den familienaam Coornaert. Deze familienaam is, zou men dus kunnen geneigd zijn te besluiten, van den plaatsnaam afgeleid. Dat is echter alles behalve te aanvaarden. Immers, in dat geval zou hij ‘Van den Coornaert’ of liever ‘Van den Coornaerde’, en niet kortweg ‘Coornaert’ moeten luiden. Moesten er Van den Coornaert's of Van den Coornaerde's gevonden worden, dan zou hun naam wel van een plaatsnaam Coornaert kunnen afgeleid zijn; zij zouden in ieder geval, taalkundig gesproken, | |
[pagina 171]
| |
niet van de familie Coornaert zijn. De eerste kunnen inderdaad iets met korenlanden of korenmarkten te zien hebben, de andere daarentegen beslist niet. De naam Coornaert is dan ook blijkbaar niet een samenstelling met het woord aard. De uitgang -aert is veeleer een suffix, en zou het bekende Nederlandsche aard-suffix kunnen zijn, dat in woorden als dronkaard, wreedaard, woestaard en zooveel andere persoonsnamen voorkomt. Men weet evenwel dat die aard-namen de hoedanigheid of liever het gebrek van het stamwoord uitdrukken, en dronkaard is, wie gewoon is zich te bedrinken, evenals wreedaard is, wie gewoonlijk wreed is. Het stamwoord van de aard-namen is daarom meestal een hoedanigheidswoord, soms een werkwoord, doch zelden een zelfstandig naamwoord. Indien koornaard tot die groep behoort, zou het stamwoord een gebrek moeten aanduiden. Daar dat nu het geval niet is, kan koornaard niet een vorming zijn als dronkaard en wreedaard. Het behoort daarom niet tot de aard-vormingen; men vindt het ten andere niet als gemeene persoonsnaam in het Nederlandsch. Er is echter een tweede mogelijkheid met het suffix -aard. Immers naast de aard-woorden, heeft men in de Nederlandsche familienamen een vrij belangrijke groep aert-namen, die geen overeenstemmend aard-woord in de gewone taal hebben. Wie kent in zijn omgeving geen namen als Busschaert, Callewaert, Colpaert, Segaert, Schollaert of Willaert? Behoort de naam Coornaert dan niet tot die groep? Het is niet volstrekt uitgesloten. Enkele van die namen bezitten inderdaad nevenvormen, die met hetzelfde stamwoord gevormd zijn, zooals, onder andere, Busschaert met de nevenvormen Vanden Bussche en Buschman. Coornaert doet denken op de nevenvormen Verkoren en Coreman. Deze drie namen zouden op het stamwoord koorn kunnen teruggaan en aldus met elkaar samenhangen. Er zijn echter tegen deze opvatting groote bezwaren. De naam Verkoren kan inderdaad het gemeen woord verkoren (voor verkozen) zijn, terwijl Coreman het woord koorman (hetzij uit | |
[pagina 172]
| |
choor, hetzij uit keur) kan zijn. De vorming Coornaert uit koorn en -aert is dus een mogelijkheid, die echter een andere herkomst niet uitsluit. Deze andere en wellicht meer waarschijnlijke herkomst is die uit het Fransch. Men weet dat de woorden op -ard in het Fransch even talrijk zijn als in het Nederlandsch. Het suffix -aard is ten andere oudtijds uit het Fransch in het Nederlandsch ingevoerd. Indien dan Coornaert uit Frankrijk ingevoerd is, zal het, ontdaan van zijn echt-Nederlandsch schijnend kleed, er uitzien als cornard. En inderdaad, cornard is een welbekend en bovendien duidelijk Fransch woord. Men vindt het reeds in de beroemde Roman de la Rose in de volgende verzen (4825-26): S'est plus cornars qu'un cers ramés
Riches homs qui cuide estre amés.
(Hij is meer gehoornd dan een hert met gewei
De rijke man die zich verbeeldt bemind te zijn).
Cornard is een zuiver gevormde afleiding van corne en beteekent woordelijk hoorndrager, natuurlijk in de overdrachtelijke zin van dat woord. Al zeer vroeg werd die naam als familienaam gebezigd; reeds in 1292 immers wordt een familie Cornart te Parijs vermeld.Ga naar voetnoot(1) Het is om verschillende redenen aannemelijk dat de eene of andere Fransche Cornart naar onze streek is uitgeweken, waarbij zijn naam naar middeleeuwsch gebruik, tot Coornaert vernederlandscht werd, en aldus een vernis van Nederlandsche deftigheid kreeg, waaronder voor oningewijde oogen de horens verborgen werden, die zijn voorvader eens had gedragen.
Coornaert kan dus eigenlijk hoorndrager beteekenen; daarmede zijn wij als het ware ongemerkt bij den naam Hoornaert beland. Hoornaard gevormd uit het goed- | |
[pagina 173]
| |
Nederlandsch hoorn met het reeds vermelde suffix -aard beteekent iemand die het gebrek heeft gehoornd te zijn, natuurlijk in den overdrachtelijken zin van het woord. Hoornaert is dus de geboren Nederlandsche ongeluksbroeder van de ingeweken Nederlandsche Coornaert. Het moet zijn dat ook in het oude Vlaanderen de huwelijksgeboden soms overtreden werden, want reeds in 1328 wordt de familienaam Hornard te Spijcker bij Duinkerke vermeld.Ga naar voetnoot(1) Merkwaardigerwijze zal later uit den familienaam een toponiem Hoornaert ontstaan.Ga naar voetnoot(2) Dat het woord hoornaard goed Nederlandsch is en de beteekenis van hoorndrager heeft gehad, staat vast. Blijkens de vermelding van den familienaam moet het reeds in de middeleeuwen gekend zijn geweest, al kan het pas in de xviie eeuw als gemeen woord worden nagewezen. Het bestaan van het gemeen woord hoornaard schijnt de vorming van den familienaam Hoornaert door het familienaamsuffix -aert uit te sluiten. Weliswaar, is het stamwoord hoorn in familienamen zooals Van Hoorn of Van Horen en Horeman vertegenwoordigd, maar men kan moeilijk aanvaarden dat men den naam Hoornaert zal hebben gevormd, als het woord hoornaard, dat geen gunstige klank had, in de gewone taal bestond. Dat laatste nu blijkt onbetwist uit den volgenden tekst van een Brugsche getuigenis van 16 Juli 1619: Clays van Torre, lijndraijer... verclaert bij eede ghehoort t'hebben te diversche stonden roupen overluit eenen Cornelis Lippens ten laste van... Simon de Clercq ende zijn huysvrauwe veele onnutte ende vilaine reprochen, naemelick hem verwijtende dat hij Simon is eenen hoornaert ende cocquyt, ende van zijn huysvrauwe dat zij is eene hoere, eene allemans hoere, met differente circumstancien, waerjeghens... verweten wordt aen den zelven Cornelis dat hij is een hereticq met differente andere injurien, duerende somwijlen van smorghens tot s' avonts.Ga naar voetnoot(3) | |
[pagina 174]
| |
Met hoornaard wordt in den tekst cocquyt (ndl. koekuit) verbonden. Hoornaert ende cocquyt is een van die synonymische samenkoppelingen die tot de natuurlijke en daarom geliefkoosde stijlfiguren van de scheldpartijen behoren. Het woord koekuit beteekent dus hetzelfde als hoornaard, bedrogen echtgenoot. Het wordt gewoonlijk beschouwd als een wisselvorm van koekoek, de naam van den bekenden vogel. Inderdaad, koekoek en koekuit zijn in het middelnederlandsch twee namen voor den bekenden vogel, waarbij de eene (coecoec of cucuuc) uitsluitend den vogel aanduidt, terwijl de andere (cockuyt of cucuut) bovendien in den zin van bedrogen echtgenoot gebruikt wordt. Men aanvaardt doorgaans dat de overdrachtelijke beteekenis uit de bekende zonderlinge gewoonte van den koekoek afgeleid is, en men verwijst daarbij meestal naar een tekst van den ouden Plautus (3e eeuw v. Ch.) die inderdaad van de cucullus (het latijn voor koekoek) in verband met huwelijksbedrog spreekt. Doch bij Plautus is cucullus niet de bedrogen echtgenoot, maar de bedrieger, zoodat de scheldnaam een beteekenis in overeenstemming met de bekende gewoonte van den vogel heeft. In de middeleeuwen daarentegen wordt koekuit niet op den bedrieger maar op den bedrogen echtgenoot toegepast. Hoe men er toe gekomen is aldus de scheldnaam van den schuldige op het slachtoffer over te dragen is een open vraag.Ga naar voetnoot(1) Voor zoover ik het inzie, is er slechts voor een dubbele oplossing plaats, want ofwel dacht men in de middeleeuwen dat de koekoek de eiers van een ander vogel uitbroedde en heeft men dus terecht den bedrogen echtgenoot voor een dwazerik uitgescholden, ofwel heeft men het woord kockuyt ten onrechte met koekoek, waarmede het eigenlijk niets te zien heeft, gelijkgesteld. Ten voordeele van de eerste oplossing zou men de getuigenis van onzen grooten Vondel kunnen inroepen, | |
[pagina 175]
| |
die Adelaert van De Leeuwendaelers het vers in den mond legt: Een neske (= dwaze) koeckoeck broet een anders eiers uit en aldus van een opvatting getuigt, die inderdaad zou kunnen uitleggen hoe de vogelnaam tot scheldnaam van den dwazen bedrogen echtgenoot geworden is.Ga naar voetnoot(1) Die uitleg zou nochtans niet verklaren waarom de scheldnaam niet eenvoudig koekoek (cucuuc) maar uitsluitend koekuit (cucuut) luidt, noch waar vandaan de uitgangs-t van den scheldnaam komt. Het is merkwaardig dat de dubbelvorm koekoek: koekuit zijn weerga vindt zoowel in het Engelsch waar de vogelnaam cuckoo en de scheldnaam cuckold luidt, als in het Fransch waar onderscheiden wordt tusschen coucou voor den vogel en cocu voor den scheldnaam. Daar nu de Engelsche zoowel als de Nederlandsche vogelnaam uit het Fransch komt, mag men zich afvragen of dat ook niet het geval is met den scheldnaam, te meer dat men in het oud-fransch een woord cucut of cogut vindt, dat in het provençaalsch door cogot en in het catalaansch door cugut vertegenwoordigd is.Ga naar voetnoot(2) Uit het oud-fransch cucut zou het Nederlandsch cockuyt, koekuit kunnen afgeleid zijn, wat op volmaakte wijze de uitgangs-t van het Nederlansch zou verklaren. Deze afleiding wordt vooral waarschijnlijk omdat cucut, naar de meeste lexicografen, cornu: gehoornd beteekent.Ga naar voetnoot(3) Indien koekuit werkelijk uit het Fransch is afgeleid, moet dat reeds zeer vroeg zijn gebeurd, daar het Fransche woord reeds in de xiiie eeuw de uitgangs-t schijnt verloren te hebben, en tot cocu is geworden. Het Fransch cocu zou dus evenals het Ne- | |
[pagina 176]
| |
derlandsche koekuit eigenlijk niets met coucou of ten minste met de gewoonten van dien vogel te zien hebben. Het zou daarentegen die zonderlinge en onopgehelderde hoorn-beeldspraak vertolken, die voor het eerst bij den te Rome gevestigden en aldaar in 180 v. Chr. overleden Griekschen schrijver Artemidoros aangetroffen wordt. Cockuyt zou dus samen met Hoornaert en wellicht met Coornaert tot een zelfde begripsfamilie behoren, deze van de gehoornde echtgenoten. Eg. I. Strubbe |
|