het tuitje in sirope van zuur gedopt. Voor de ‘diksessens’ of de ‘konfutsels’ (convulsies) gingen ze dienen naar St. Cornelis te Aalter, te Lapscheure, te Zuienkerke, volgens dat zo'n bedevaartsoord het dichtst gelegen was. Voor de hersenziekte en 't zeer in 't hoofd in het algemeen, lieten ze zich inschrijven in het hospitaal van St. Jan te Brugge; de Stalhillenaars gaan niet verder dan hun eigen kerk, omdat St. Jan er de patroonheilige is. In September, met Varsenarekermis, komen de bedevaarders dienen naar ‘Mericius’ (H. Mauritius) voor 't hoofd. Voor de distel in het hoofd gaan ze naar St. Joris-ten-Distel; ze gingen vroeger ook nog naar Damme, naar 't kruise.
Voor de brand op 't lijf en de nagelgaten gaan ze dienen naar de heiligen man Job (Zop) in St. Salvator te Brugge; ze offeren daarbij een greep geschooide en ongetelde nagels. Te Uitkerke, nabij de Zuinkerkse grens, is er een wijk en kapel van St. Job die veel door de Noorderlingen bezocht wordt.
St. Godelieve te Gistel is een oud gekend bedevaartsoord voor 't zeer in de keel en de ogen; ze gaan ook nog naar O.L. Vrouw van Blindetjes om te dienen voor de ogen. Sommige ouders doen de belofte van hun kind zeven jaar in 't blauw te kleden, als O.L. Vrouw hen verhoort. Als het heel slecht ging, - een onbekende plaag, zoals men dat zei - bleef dan als laatste toevluchtsoord het Keldertje Gods, van St. Maartens, te Kortrijk.
Men moest opletten bij dat dienen, om nooit aan een onbekende - een ‘toveres’ - te zeggen waar men naartoe ging; ze zouden op uw stappen werken. De mensen waren toen nog overtuigd dat de een of andere verdachte vrouw ‘entwat kost’ en te St. Kruis beweerden ze dat er niet minder dan vijftien woonden langs de Leegweg, van aan Moerkerke tot aan St. Kruiskerk. Ze somden ze op mat naam en toenaam: Miete Klotte, die leurde met telen en spoelkommen; 't Kwa Kieken met haar hondekar, en die andere die op krikken sprong, enne... 't Was daarom dat de moe-