Z'had algauw in de gaten dat er iets haperde bij haren boer, maar ze kon in de verste verte niet raden wat er op til was, en wat hij daar alle dagen verloren had in de schuur, en daar een hele wijl ging vertoeven.
Z'had al geprobeerd haren vent uit t'horen, en van verre ne keer op d'hage geslegen, maar de boer loste niet, hij zweeg lijk vermoord!
‘Wacht, zei ze, 'k ga het op 'n ander manier proberen, ik ga hem afloeren, 'k moete absoluut weten wat er daar gaande is in de schuur en wat hij daar alle godse dagen gaat doen!
Zo gezeid, zo gedaan. Z'hield heuren boer in 't oog, en van zodra het roket van de schuur toe viel, trok z'er op af, op heur barvoete... om geen geruchte te maken!
Ze liep rond de schuur, tot dat ze door de spleten van de berdels heuren vent zag zitten. Hij zat daar op z'n hurk, met entwat in z'n handen waarop hij sterrelinge zat te kijken, lijk 'n pater zit te mediteren met en doodshoofd in z'n handen...
Na 'n wijle vaagde hij 'n traan uit z'n ogen en stak het glazetje weigerlijk weg, tussen d'hanebalken van de schuur.
De nieuwsgierigheid der boerin steeg ten top,... z'had nu genoeg gezien voor de moment! Ze trok er van door, en ging konsuis aan 't werk, als naar geweunte!
De boer was intussen buiten gekomen, haalde z'n peerden uit en reed naar 't land.
Jamaar, hij en was nog maar een boogscheute verre, of de boerin trok de schuur in, op zoek naar het wondere ding waarop heure vent alle dagen ging kijken.
Ze klom op den tas en na lang en vele zoeken vond ze het stukje glas, maar... z'had er pas op gekeken, of: ‘'k Heb het verdorie nog gepeinsd, zei ze, dat er vrouwvolk mee gemoeid was! Wacht maar tot m'n vent thuiskomt!!!’
Uit Werken.
B.S.