Biekorf. Jaargang 49
(1948)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 121]
| |
[Nummer 6]Brugse orgelmakersDE oudste vermelding van een ‘orgelhuis’ te Brugge komt voor bij Galbert, in zijn geschiedenis van de moord op Karel de Goede, wiens tijdgenoot hij was. Hij verhaalt er hoe Wouter van Loker, om de moordenaars te ontwijken, een schuilplaats had gezocht in het ‘orgelhuis’ van de St Donaaskerk: ‘Walterus... se in organistro, scil. in domicilio quodam organorum ecclesiae occultaverat...’Ga naar voetnoot(1) Dit gebeurde op 2 Maart 1127. Was dit ‘orgelhuis’ de bergplaats van een of meer kleine, portatieve orgelinstrumenten? De geschiedenis van het orgel weet dezen tekst nog niet met voldoende zekerheid te interpreteren. In de rekeningen van de St Donaaskerk, die bewaard zijn vanaf 1272, komt benevens de naam van organista, orgelist, weldra ook deze van organifactor en organifex, orgelmaker, voor. In 1411 wordt een som betaald aan ‘Roegaerd, organifactori’. Men moest last | |
[pagina 122]
| |
hebben met het ongedierte dat hout en leder in het orgel kwam wegvreten en in de blaasbalgen kwam nestelen: ‘pro arsenicum et aloes pro rattis in organo...’. Dit was ten andere oudtijds een klassieke orgelkwaal. In 1384 had Pieter van Coolkerke een orgel aan de kerk geschonken en in 1414 wordt er reeds onderscheid gemaakt in de rekeningen tussen twee orgels, een grote en een kleine: ‘fundatio missae ad sonum majorum organorum’ en ‘missa cum parvis organis’.Ga naar voetnoot(1) In 1431 wordt van een ander orgelmaker gesproken: ‘Magistro Alberto, organifici’, en in 1434 van twee andere: ‘Magistro Johanni, organifici, quia fecerat quoddam projectum organorum’ en ‘Conrado, organifici’. Het project voor een nieuw orgel van meester Jan de orgelmaker wordt uitgevoerd; bij de uitbetaling in 1443 vernemen wij zijn naam: het is meester Jan de Crane. Orgelisten van Veurne en Antwerpen komen samen met Theodoricus Spierinc, de orgelist titularis, in 1448 zijn werk keuren. Van 1471 tot 1475 wordt voor de reparatie van het orgel een jaarlijks pensioen uitgekeerd aan meester Marcus, orgelmaker. Wellicht is deze te vereenzelvigen met Marcus Sproncholf die op 2 November 1464 een contract indient voor een orgel in O.L. Vrouwkerk te Brugge en met ‘meester Maercx, de oorghelmakere’, vermeld in de rekeningen van Oudenburg.Ga naar voetnoot(2) In 1479 wordt - steeds in de rekeningen van St Donaas -Ga naar voetnoot(3) nog de naam aangehaald van meester Guillelmus, organifex. Is deze soms niet de ‘Willermus’ de factor organorum, wiens weduwe, verblijvende te Gent, in 1487 betaald wordt voor werk uitgevoerd aan | |
[pagina 123]
| |
het orgel van O.L. Vrouwkerk te Kortrijk? Of waren dit alle Brugse orgelmakers? Het wordt niet gezegd. Doch te dien tijde waren de familienamen de Crane en Sproncholf te Brugge verspreid en was het orgelmakersvak als ‘cleene poorters neringhe’ erkend.Ga naar voetnoot(1) Anderzijds maken de stadsrekeningen nog gewag van een andere orgelmaker te Brugge: aan Walter ‘orghelmakere’ wordt in 1299 een som uitbetaald ‘pro organis in capitolio ponendis’. Grégoir haalt daarenboven nog de namen aan van Jan van Aalst (1338) en Jehan Visée (1386) als Brugse orgelmakers, doch zonder zeer overtuigende bewijzen.Ga naar voetnoot(2) In het vervolg beperken wij ons tot vakmannen die zekerlijk het ambacht van orgelmaker hebben uitgeoefend en te Brugge geboren werden of er minstens een tijdlang woonden.
De eerste in de reeks is een Hollander, van Delft geboortig: Adriaen Pietersseune. Op 7 October 1446 verkrijgt hij het burgerrecht van Brugge ‘omme oorghelmakere te zine’.Ga naar voetnoot(3) Men mag dus aannemen dat hij te Brugge orgels maakte of herstelde, doch vooralsnog is er van hem ter stede geen werk gekend. In 1448 worden te Veurne in de St Niklaaskerk 34 pond grote betaald aan Adriaen Pietersseune ‘die de orgel maecte’.Ga naar voetnoot(4) In 1449-1450 herstelt en vergroot hij het orgel van O.L. Vrouwkerk te Antwerpen en van 1451 tot 1459 bouwt hij nieuwe orgels voor de Nieuwe en Oude kerken van Delft, zijn geboortestad. De dispositie van het instrument voor de Oude kerk is gekend. In 1467 staat hij nog te Brugge als orgelmaker bekend en in 1472 visiteert hij orgels te Rijsel en te Doornijk en wordt hij geraadpleegd voor reparaties aan het orgel van | |
[pagina 124]
| |
de St Pieterskerk te Leuven. Hij zou in 1480 te Delft in het Oudemannenhuis gestorven zijn.Ga naar voetnoot(1) Van Clais Roelof ‘orghelmakere, wonende te Brugghe’, zeggen de kerkrekeningen van Damme dat hij in 1479 1480 betaald werd ‘van dat hy d'orghele in Onser Vrauwen kercke alhier vermaecte... die ontstelt was’. Meer schijnt er tot nog toe over hem niet gekend.Ga naar voetnoot(2)
Belangrijker is het Brugse orgelmakersgeslacht de Bus of Buus. Van 1482 tot 1492, en jaarlijks vanaf 1501 tot 1511, is Joos Bus, orgelmaker te Brugge, er werkzaam aan het orgel van St Donaas. Tussen 1488 en 1517 verschijnt hij meermalen in St Jacobs te Brugge voor het onderhoud en allerhande reparaties, alsook van 1510 tot 1517 in de O.L. Vrouwkerk. In 1499 werd Joos met zijn vrouw Beatrijs ingeschreven in de Confrerie van den Drogen Boom bij de Brugse Minderbroeders op voorwaarde dat hij kosteloos het orgel van de kloosterkerk zou onderhouden.Ga naar voetnoot(3) In 1490 herstelt hij het orgel van Nieuwpoort. Op 30 September 1496 bestellen de kanunniken van de Kapittelkerk van Harelbeke aan Joos de Bus van Brugge een nieuw orgel; hij neemt het oude orgel over voor 10 kronen.Ga naar voetnoot(4) In 1503 wordt hij te Kortrijk betaald voor het herstellen en accorderen van het orgel in de St Maartenskerk. In 1515 te Veurne voor een zelfde arbeid in de St Walburga.Ga naar voetnoot(5) Volgens E. Van der Straeten zou Joos de Bus ook gewerkt hebben in de kapel van O.L. Vrouw hospitaal te Oudenaarde in 1506 en komt zijn naam voor in een rekening van 1517 der St Janskapel te Brugge.Ga naar voetnoot(6) | |
[pagina 125]
| |
Van der Straeten beweert ook dat een Jan de Bus in 1498 het orgel van St Walburga visiteerde te Oudenaarde, en Dufourcq voegt hem onder den naam van Jean Louis bij Joris (Georges) Bus voor het bouwen van het nieuw orgel van Burburg in 1505.Ga naar voetnoot(1) Kan er misschien getwijfeld worden over het bestaan van een Jan de Bus orgelmaker, alleszins is Joris de Bus orgelmaker geweest: het is echter moeilijk in sommige documenten de namen van Joos en Joris uit malkander te houden. Joris (of Joos?) de Bus maakte in 1505 het orgel te Burburg. Hij was werkzaam te Brugge van 1520 tot 1523 in St Jacobs, en in 1523 in de Predikherenkerk. Hier hadden vier gekende orgelisten van de stad, Jacob Honnier (O.L.V.), Cornelis van den Ryne (St Donaas en H. Bloedkapel), Jan Friseel en Karolus Reynaert (St Jacobs) zijn werk onderzocht en Joris de Bus werd verplicht er de volgende verbeteringen aan te brengen: ‘te beterne twee pijpen in den principaelen tooch vanden groote wercke, te weten effant (fa) ende gammant (sol), die te traech ancommen ende tzelve werc accorderene - te beterne, proportionnerene ende accorderene twerc inden stoel ende byzondere zomeghe vanden eersten ende tweesten groote fleyten die te flau zijn - tspielende registre vande trompetten ooc te beterne ende eeneghe trompetten te vermakene of doen vermakene by andren omme tvervolch ende proporcie van dien’.Ga naar voetnoot(2) In 1529-1530 wordt Joris de Bus nog betaald voor werk aan het orgel van de St Gilliskerk, doch korts daarop moet hij gestorven zijn, want op 13 November 1532 wordt te Brugge in de Frerenstrate, in het huis eer tijds bewoond door de weduwe van Mr Jooris de Bus ‘diversche halam dienende omme oorghelen te makene’ aangeslagen.Ga naar voetnoot(3) | |
[pagina 126]
| |
In de St Niklaaskerk te Dixmude had meester Rembout van der Muelene van Brussel in 1555-1556 een nieuw orgel geplaatst. Om het instrument te keuren laten zich twee kerkmeesters naar de hoofstad vergezellen door Jan de Costere, alsdan orgelist in de O.L. Vrouwkerk te Brugge, en Meester Joos, orgelmaker te Brugge. Van meester Joos de Bus kan hier alleszins geen sprake meer zijn. Doch Barbe de Bus een dochter van Joos, was reeds vóór 1537 gehuwd met Rogier van der Keere, orgelmaker. Deze vermaakte het orgel van Nieuwpoort in 1504-1507, en tweemaal vonden wij hem aangehaald als orgelmaker uit Roeselare: in 1510 bij de Predikheren te Gent en in 1523 in de St Walburga te Veurne. In 1547-1553 onderhoudt en herstelt echter een Joos van der Keere het orgel van Wenduine, in 1554 helpt hij het nieuw orgel van Isenbrandt Claeyssens in St Jacobs te Brugge keuren, en in 1562 zien we een Joos van der Keere, orgelmaker, te Brugge voogd worden. Blijkbaar is het van deze meester Joos dat er in 1555 te Dixmude sprake is en mag dus ook Joos van der Keere in de lijst der Brugse orgelmakers opgenomen worden.Ga naar voetnoot(1) In 1540 hebben de kinderen van Joos de Bus als voogd Jan de Clerck, orgelmaker te Brugge. Van hem weet men dat hij in 1541 een proces had met Francisco de Franco over een orgel van 7 registers. Hij schijnt niet zeer bedrijvig of gelukkig geweest te zijn in zijn vak: hetzelfde jaar worden zijn meubelen aangeslagen in zijn woning gelegen op den Westkant van de Weidestraat.Ga naar voetnoot(2) Het zal echter de familie Waeghers zijn die te Brugge nu de orgelmakerstraditie zal overnemen. (Slot volgt) P. François |
|