Henri en Emilie, twee zonen en een dochter. Midden in den oorlog (in het jaar 16) werd molen en erve verkocht aan den heer Aug. De Brabandere, en Pol met vrouw en Idalie trokken, achter naar dat land van beloften.
Nu kwam Clement op den voorvaderlijken molen en verhuisde van den Beer; Clement, in wien het oude molenaarsbloed wel het felst klopte, trok goed zijn streng en 't ging weer beter. 't Deerde hem geweldig, toen hij in 't jaar 1925 noodgedwongen zijn molen moest verlaten en verhuizen, maar hij vond nogal gauw een anderen molen en dat was balsem op de wonde. Hij trok naar St. Julien-Langemark, en is daar in het jaar '43 den 7 Juni gestorven en liet tot zijn troost nen zoon achter, Gaston, ne molenaar in 't herte lijk zijn vader...
Tot zijn laatsten ademtocht bleef Clement met zijn molen begaan, en tot op het einde van zijn leven was nog altijd zijn eerste bij het ontwaken: ‘Hoe zit de wind?’.
Geen keure of zegt baaske Baele altijd, als de Vercouters ter sprake komen: ‘Die Menten Vercoutere... die vent was meulenare met hart en ziele... ja hij, man! 't Is jammer dat zulke menschen moeten doodgaan.’
De Pijpemolen was gebouwd in 1796, zoo stond het in een der balken gekorven. Hij was dus geboren in den Franschen tijd, den bloeitijd van onze molens, want, de Fransche Revolutie, moet ge weten, had alle heerlijke rechten verbeurd verklaard en, per dekreet, aan elken persoon het recht toegekend om windmolens op te trekken op eigen erve.
De nieuwe eigenaar nu van den Pijpemolen, de heer Godfried de Brabandere, liet den molen sloopen in 't jaar 1931. Hij stond achter de huidige maalderij waar de treurboom nu staat.
(Slot volgt)
J.F. Wingene.