Biekorf. Jaargang 49
(1948)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMichiel Scherrier van Poperinge
| |
[pagina 86]
| |
ding. In 1885 publiceerde de archivaris J. Finot een samenvatting van den inhoud der oorspronkelijke archief stukken - contract en rekeningen van de uitvoering - die in het Departementaal Archief te Rijsel bewaard zijn. Michiel Scherrier ontving 600 florijn voor zijn beeldhouwwerk, met een toeslag van 18 florijn om het wat te smal bevonden baeld van de landvoogdes te hermaken. Deze laatste, betrekkelijk geringe som wijst er op dat het beeld van Margareta maar een onderdeel zal geweest zijn van het monument dat, in de oorspronkelijke stukken, een ‘remembrance de la sepullure’ van de aartshertogin genoemd wordt.Ga naar voetnoot(1) In zijn studie van 1908 over Lancelot Blondeel gewaagde James Weale nogmaals van den beeldsnijder Michiel Scherrier als medewerker van Blondeel - samen met de schilders Vincent Herreman en Pieter Pourbus - bij de uitvoering van het grafmonument in de Annuntiatenkerk.Ga naar voetnoot(2) Sedert tachtig jaar staat Michiel Scherrier aldus bij name bekend als een voornaam zestiende-eeuwse beeldsnijder te Brugge, werkend naar tekening en ontwerp van Lancelot Blondeel. Van zijn werk zelf bleef er niets meer over: zo meende men. Uit de pas verschenen ‘Documenten betreffende Brugsche Steenhouwers’Ga naar voetnoot(3) blijkt dat Michiel Scherrier gewerkt heeft aan een grafmonu- | |
[pagina 87]
| |
ment dat, in zijn voornaamste deel, bewaard is, nl. het mausoleum van den prelaat Jean Carondelet in de Sint-Salvatorskerk, oorspronkelijk opgericht in de verdwenen Sint-Donaaskerk. Het albasten beeld van den aartsbisschop van Palermo is een van de fijnste beeldhouwwerken uit de vroege Renaissance die te Brugge bewaard zijn. Michiel Scherrier heeft het zeker niet ontworpen: hij is er de uitvoerder van en heeft verder veel ‘costelick werck’ geleverd in de prinselijk opgevatte grafkapel van Carondelet in de oude Sint-Donaaskerk. Dit werk is ook het oudste bekende werk van Scherrier: hij werkte er reeds aan vóór 1547.Ga naar voetnoot(1) Was Lancelot Blondeel ook de ontwerper van Carondelet's grafkapel? Hij was zeker de enige bekwame ‘ensemblier’ die toen te Brugge werkzaam was. Michiel Scherrier schijnt zich hoofdzakelijk in den kring van Blondeel te hebben bewogen. Blijkbaar werd hij door zijn genialen streekgenoot naar Brugge aangetrokken. Lancelot Blondeel, vóór 1520 uit Poperinge of het Poperingse naar Brugge gekomen, had in 1530 zijn faam gevestigd door de voltooiing van de Schouw van het Brugse Vrije. In 1534 (14 Aug.) verkreeg Michiel Scherrier van Poperinge het poorterschap van de stad Brugge.Ga naar voetnoot(2) Misschien zelfs was hij verwant met Lancelot Blondeel die gehuwd was met een Katheline Scriers: ook Michiel komt al eens als Scheerriers voor.Ga naar voetnoot(3) | |
[pagina 88]
| |
Uit de ‘Documenten’ blijkt ook dat Michiel Scherrier ‘meester beillesnydere ende inghezeten poortere deser stede [van Brugge]’ nooit, als ‘steenhouwer’, lid van het Brugse ambacht der metselaars geweest is. Ook in de Rijselse documenten noemt hij zich ‘tailleur d'ymaiges’ terwijl een Joost Aerts nevens hem als ‘tailleur de pierres’ optreedt. In dezelfde Rijselse documenten - door J. Finot in 1885 in bondige ontleding uitgegeven - ondertekent Michiel Scherrier de kwijtschriften betreffende het monument der aartshertogin Margareta met zijn door-eengestrengelde initialen, bekroond met een steekbeitel. Wie weet of hij een dergelijke signatuur niet op een van zijn bekende en nog onbekende werken gesneden heeft? A. Viaene |
|