Biekorf. Jaargang 48
(1947)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 241]
| |
[Nummer 12]Kinderfeesten
| |
[pagina 242]
| |
is gelijk een schrikheilige die een beetje op een bietebauw trekt en moeder verstaat dat ook alzoo: - ‘Zit je haast stille, van Sint Maarten zal daar algauwe zijn!’ En de kinderen houden hun asem op en luisteren naar den huilenden wind daar buiten. Op St. Maartensavond zijn ze ten toppen uit: de St. Maartenappeltjes- en -kastanjen rollen butsend en builend de trappen af; de kinderen roepen en jubelen, rapen en vallen al overhoop; ze vieren St. Maartensavond! Op de Brugsche volksschool heerscht een zelfde Sinte-Maartenstemming: groot en klein, ze loopen allen dooreen armen zwaaiend en dansend rond, al zingend van: Sinte Maarten avond, de torre ga mee naar Gent
En als mijn moeder koeken bakt...
.....
We zetten hem onder den trap
En we geven hem een scheutel zoete pap.
De grootere kinderen zouden daar wel durven een grover ‘sterretje’ aan zetten: We zetten hem onder den trap
En we geven hem een schip onder zijn gat dat hij kwakt!
Van als de onbekende St. Maartenshand, van uit een zoldervenster, appeltjes, kastanjen, en harde suikerbolletjes te grabbelen gooit, is er geen houden meer aan die uitgelaten, zotte bende. 't Leeft al dat er aan is, en ze zingen nog veel luider om meer: Saint Martin a boule, boule, boule!
Saint Martin a boule!
en ze voegen er huilend en tuitend een Oostendsch refreintje aan toe: Sinte Maarten avond
D'er ligt een schuitje in d' have
't Is gelâan met koeken en taarten
Ter eere van Sinte Maarten!
Ze hebben nog 't hoofd vol van Sint Maarten en zinnen reeds op Sint Niklaas; de bietebauw is nu de zwarte | |
[pagina 243]
| |
knecht - Zwarte Piet of Nikodemus - die de stoute kinders in zijn zak steekt en een roede - een wisse of een zweep - in de schoe legt. Op een onverwachten avond, als de kinderen brave zijn, krijgen ze een voorsmaakje van al die lekkernijen. 's Anderendaags zouden ze het wel aan de boomen vertellen, zoo blij zijn ze er om. - ‘Zeg! Sint Niklaas heeft zijn sterretje geroerd!’ En wat dat ze vragen aan Sint Niklaas! 't is ongelooflijk; ze spreken van niets anders en 's avonds bidden ze schoon, - alhoewel dat zulks bij hen thuis al lang vergeten is - want... Sint Niklaas kijkt naar de brave kinderen. St. Niklaasliedjes? O! ze kennen er veel, oude en niewe wijsjes, ze zingen alles dooreen en 't is van: Sint Niklaas zal t'avond komen
lekker en bong.
....
of: Moeder, 'k heb Sint Niklaas gezien
Onder de boomen, onder de boomen
....
Van Mimmee leerden ze: Sint Niklaas van Tolentijn,
Breng me een schuitje met lekkere ding
En een schuitje met amandelbrood.
We gaan 't al in ons koffertje slaan.
Ons koffertje staat te verkoopen
Aan tien pond en half.
Mijn koetje en is geen kalf,
Mijn perretje en is geen zwijn
En 't zal morgen koetjes kerremesse zijn
Van dat zwijn!
De Koolkerksche kinderen zingen dat anders: Sint Niklaas van Tolentijn,
Breng mij een koekje lekker en fijn,
Lekker en fijn van 't saveltje.
't Saveltje Staat te (koken?)
Tien pond en half
De koe is geen kalf
En 't peerd en is geen zwijn
't Zal morgen kerremesse zijn!
| |
[pagina 244]
| |
Dezelfde kinderen durven ook wel plagend tusschen hun tanden zingen (doelend op het bruine amandelbrood): Sint Niklaas van erpelgaaie,
'k En wil van jen koeken niet eten
Van g'hebt er op gescheten.
Op de speelplaats zingen de kleintjes van: Sint Niklaas, mijn broere,
Heet je geen Lowie?
Hij zet zijn kotje in roere
En hij brengt zijn haantje mee,
Een haantje op een stoksje,
Een nunnetje (hennetje) op een bloksje
En een violon.
En een trommeltje rem plong plong!
De grootere gaan er dapper op los van: Sint Niklaas, den heiligen man
....
Laat hem maar loopen
Van binnen in de gote
De gote is te nat,
En je kruipt onder 't zwijntjes zijn eersgat.
Op St. Niklaasavond zetten ze een schoon geblonken kloefje - geen mandetje - met rapen en schillen voor 't ezeltje onder de stoof, en gaan vol blijde verwachting slapen: Sint Niklaas zal komen! M. Cafmeyer |
|