| |
Mengelmaren
Priaal.
De bijdrage over het Priaal in Biekorf (1946 bl. 33 en 82) verschenen, heeft mijn aandacht gaande gemaakt. Ik heb in de overblijfsels van het archief der St. Maartenskerk alhier opzoekingen gedaan om iets dienaangaande te vinden. De uitslag is tot nu toe heel gering.
In den ‘Inventaris van de goederen soo goude, silverwerck, juweelen, ornamenten, cameryckx ende lijnwaet, bevonden inde sacristie der cathedrale van Ypre, ghedaen door Ignatius Ryckasins pbr. en capellaen, inde presentie van François Van Damme, ondercoster, den 18 Julij 1724, present Pieter Van Damme’ lees ik: ‘6 vela voor den subdiaken en 8 vela voor het stapeel’. Nergens een spoor van ‘priael’. Zou men daarom mogen besluiten dat in die jaren reeds, in 't Iepersche, het schoudervelum in gebruik was en gebezigd zooals thans, binst de solemneele missen en in het lof?
Weet men dat pastoor Bonte zaliger, onlangs overleden als pastoor op St. Pieters alhier, het Allerheiligste in de jaarlijksche processie zijner parochie steeds droeg zonder velum, maar met een benedictiedoek? Deze bestond uit een groot wit kantwerk.
M. Coole. Ieper.
| |
De laatste molen van Bavikhove
De kleine gemeente Bavikhove heeft haar laatsten molen op het doodenregister ingeschreven.
De reus was op een molenwal gebouwd en beheerschte het kruispunt Bavikhove-Kuurne en Harelbeke-Kuurne. De molen was eigendom van den maalder Allegaert en was enkel te bereiken via de poort van het molenhuis. Reeds geruimen tijd leverde ‘De witte molen’ - onder dien naam stond hij in de streek bekend - niet al te veel werk meer. De eigenaar vreesde vroeg of laat het ergste, want de westkant was bouwvallig geworden.
| |
| |
Verleden jaar was de molen stil gelegd en van zijn kop ontdaan. (Biekorf 1946, 256). De staart werd verkocht aan molenaar Gheysens van Harelbeke (Stasegem), om er den nog overblijvenden Harelbeekschen molen mede te kunnen herstellen.
Een der wieken verhuisde naar Rollegem, om een der oude te vervangen van den ‘Roodbaert’ molen, ook genaamd ‘Beels’ molen.
Het afbreken van den molen begon dan eerst van binnen door den meubelmaker Beirlaan uit Zulte.
De molenkuip mat van binnen juist 30 m. en was 11 m. hoog. De wieken en vleugelbreedte 24 m., de omtrek 30 m. Hij was gebouwd met Armentiere steen 4 1/2 cm. Wat laat veronderstellen dat zijn geboorte wellicht kan teruggaan tot de jaren 1780-90. De eerste jaren van zijn jeugd deed hij dienst als stampkot, nu enkel als graanmolen.
De steenafbraak was in de handen van aannemer De Spriet uit Harelbeke. Een gevonden dwarsbalk droeg het jaartal 1790: de as, waarschijnlijk een vernieuwing, 1889. De volledige afbraak begon op 14-10 47.
Harelbeke
J. Vangaver
| |
Jan-Baptiste De Vloo van Gits
Jan-Baptiste De Vloo, de inrichter der hondenfeesten te Gits (Biek. hierboven bl. 207-209) was niet de eerste de beste op zijn dorp. Hij was ‘greffier der heerlichede van Mosscherambacht’ Deze heerlijkheid lag vooral ‘binnen de prochie van Iseghem, Hakdoye, Coolscamp ende Oostnieuwkerke’. Dit verklaart misschien hoe hij met een meisje van Ardooie wilde huwen. De Vloo was zeker greffier van Mosscherambacht in 1738 en 1739, naar brieven van hem met dit jaartal in Staatsarchief Brugge, Triage de Liasses nr. 11; dan was hij ‘wonende tot Ghidts’.
De Vloo was reeds overleden in 1743: immers op 28 October 1743 doet zijn weduwe, Isabella Staelens, een klacht (f. 139) en in 1744 was Sr. Grillis Staelens ‘vooght materneel vande weesen achtergelaeten bij wylent Jan Baptiste De Vloo’ (f. 18 v.) - Staatsarchief Brugge. Reg. wettel. pass. Ardooie, n.52.
De Vloo trad dan toch - met of zonder hondenfeeste - in het huwelijk en dan nog wel met een dochter uit voornamen huize.
L.V.A.
| |
Van Anzegem zijn
- Zijt ge van Anzegem, de?
- Waarom...?
| |
| |
- Omdat ge kijkt met uw mond open.
Zoo zeggen ze te Desselgem. Ook te Beveren aan Leie.
A.P.
| |
Zachte vermaning
Gericht tot iemand die niet weet dat zijn broek openstaat:
- Ga' je inhalen, dè?
- En waaromme, dè?
- Omdat de schuurpoorte openstaat. Anzegem.
Te Kanegem zegt men die vermaning evenzoo en ook nog anders: Komt ge van Loo, dè! (hier Loo ten-Hulle). - Vgl. Cornelissen, Volkshumor II, 35.
A.G.
| |
Visscherstaal
De visschers zeggen ‘dat de Noorderwind in de diepte wroet en de Westerwind in de oppervlakte.’
Na een fellen Noorderwind zitten de visschen, voornamelijk de roggen, saamgetropt in 't ondiepe water ‘lijk spreeuwen in een boomgaard’.
Wanneer, na slecht weer en buien, het begint schoon weer te worden, hoort men mondsgemeen ‘dat het slecht weer doodgescheid is’. Nieuwpoort
Doodgescheid is zooveel als tendengevlaagd, uitgebijsd. Vgl. Loquela op Scheie = snokwind, rukwind. Ook nog smalle onweersvlage, die plotseling losbreekt, met wind, en die maar op een striepe gevoeld en wordt. 'n Hagelscheie, is een hagelbijze, een hagelvlage.
Nieupoort
J.F.
| |
Baron van der Gracht
Te Pittem en Eegem en overal waar baron van der Gracht d'Eeghem in de streek bekend was, kenden de menschen volgend rijmpje:
hij sloeg er zeven met een slag
en den achtsten lag te tillevoeten.
Tillevoeten = sterven, half dood liggen.
L.V.A.
| |
Slim zijn
Te Knokke hoorde ik:
‘Slim en slim 'n vraagt geen voeringe’.
Te Brugge is het:
‘Slim zijn is Winter en Zomer goed’.
De Brugsche spreuk is goed, maar 'k vind dat Knokke beter is.
G.P.B
| |
| |
| |
Petattespreuk
Een oude duineboer zei me - sprekende van den kost vroeger en nu - dat men de menschen in zijn tijd (ruim 60 jaar geleden) grootbracht met petatten, want, zei hij:
's morgens aten we petatten gespokt,
's noens aten we petatten gekokt,
en 's avonds aten we petatten gedjokt.
Gespokt: kazakkepetatten op de stoofbuis te karsten geleid. Gekokt: gekookt. Gedjokt: gestoofd, gesmuisd met of zonder ajuinen.
Hoe luidt die spreuk elders?
Nieupoort
J.F.
| |
Gelegenheidsgraphiek
Te Beveren bij Roeselare werd op de spijskaart van een bruiloftsmaal langs de binnenzijde de stamboom aangegeven van de pasgehuwden. Op de voorzijde stond de aankondiging en op de achterzijde de aanwijzer der gerechten in traditioneele leuke verzen.
Sedertdien werd het door de rijkere menschen nagevolgd op de omliggende parochies. Zal het een volksgebruik worden? Het zijn in elk geval documentjes die gezocht worden door familiekundigen. Zouden de opstellers er ook niet bijvoegen den naam van het hof of van het gehucht waar de voorouders woonden? Zulks naar het voorbeeld van den stamvader der Westvlaamsche volksgenealogie, pastoor Slosse, onder wiens nawerking daze opvatting misschien ontstaan is.
A.L.
| |
Het groen afspoelen
‘Je zijt nog te groene. Als ge dat voort bij hooge en bij leege durft staande houden, 'k zal je bij hoog water op een hoofd doen zitten met je gat tusschen twee plompers, om 't groen af te spoelen’. Knokke aan Zee.
| |
Gerden
Gerden noemt men het vlechtwerk tusschen twee palen om in de duinen het stuifzand tegen te houden. Wenduine.
G.P.B.
Snellegem
|
|