Koekelare moesten ze verzorgen; een ervan was ‘een loot jn zyn lyf geschoten’.
In zulke beroerde tijden gebeurden er soms rare din gen. In 1577 was een zekere Jochem Franck, op aanklacht van Maliaert Vande Voorde, veroordeeld geweest om in de kerk van Eernegem eerherstel te doen; nu kwam hij met een kameraad en dreigde tot weerwraak geheel het dorp te verbranden. Men trachte hem te sussen met enkele kannen drank.
Er kwamen slechte maren uit Meenen, dat de soldaten van daar naar het Vrije zouden overkomen. De koster moest op den toren waken met een hoorn; hij kreeg ook 2 1/2 pond buskruit. Op het dorp werd bestendig wacht gehouden, de mannen werden voorzien van brood, boter, kaas en vleesch.
Op 13 Maart 1579 werd er opnieuw wacht gehouden ‘als de Waelen te Toorout waeren’. De parochie moest vier ‘cuerlinghen’ of landwachten oproepen, bewapenen en uitrusten; zij kocht o.m. drie rapieren.
De kapitein van de soldaten die te Oudenburg lagen, kreeg ‘wynghelt’ om gedurende een week niet door de parochie te komen, waarschijnlijk om er niet in botsing te komen met de Walen.
Het Waalsch garnizoen van het kasteel van Wijnendale eischte van Eernegem, vanaf 20 Maart, 25 pond boter per week.
In de eerste dagen van April moest Eernegem 25.000 bundels hout leveren te Oudenburg voor de soldaten die van Oostende kwamen.
Op 14, 17 en 19 Mei 1579 moesten vier personen uit Eernegem naar Kortemark gaan om er te helpen wacht houden.
Daarmede sluit deze rekening, waarvan de buitengewone uitgaven ons een overzicht geven van de verwarring die alstoen op ons platteland heerschte.
Jos. De Smet
Rijksarchief Brugge. Vrije, reg. 11.997 B.