Biekorf. Jaargang 48
(1947)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet kapelletje van den Duitschen schaper te HouttaveEEN brief, op 29 Mei 1868 uit Jabbeke verzonden en in het ‘Rond den Heerd’-nummer van 13(sic) Mei opgenomen, handelt over een kapelletje op het grondgebied Houttave opgericht, alwaar, volgens den vriendelijken maar weinig nauwlettenden briefwisselaar, een koperen plaat het volgende opschrift draagt: ‘Deze kapel wierd gebouwt, door N. Liebe Schaepherder geboortig van Numen in Limbourg, 't jaer 1854.’ Steeds volgens denzelfden, die hiervoor te rade ging bij den pastoor, zou de stichter van dit kapelleken ‘waarlijk met lijf en ziele een duitsche schaper’ zijn, wiens kudde op zekeren dag door een kwaden hond verrast werd. De man deed een belofte ‘aan Onze Lieve Vrouw’ om ter harer eer een kapelleken te bouwen indien zijn kudde van de razernij gespaard bleef. Zijn schapen, gebetene en ongebetene, bleven alle gezond en uit dankbaarheid stelde hij zijn ‘ex-voto’ bij de hofstede genaamd de ‘Moerbezie’.Ga naar voetnoot(1) | |
[pagina 203]
| |
Deze inlichtingen werden aan het Brugsche weekblad verstrekt een veertiental jaren na de gebeurtenis, en reeds zijn er enkele onnauwkeurigheden in dezen brief te bespeuren. Toevallig werd ons voor enkelen tijd een vrij zeldzaam drukje, dateerende van 1900, ter hand gesteld, dat geen vermelding draagt noch van opsteller, noch van uitgever. Naar men mij verzekerde is het stuk, dat we hierna volledig overdrukken, opgesteld door pastoor Gustavus Carlier, die heel de vernieuwing van het kapelletje op zich had genomen, enkele maanden na zijn benoeming op de gemeente Houttave.Ga naar voetnoot(1) | |
Wijding van het nieuwe beeld en het vernieuwd kapelletje van den H. Antonius, eremijt, te Houttave op Zondag 12 Augusti 1900.I. 't Is meer dan vijftig jaar van hier;
Bij boer Cattoor er woonde
Een man, Antonius Van Lier,
Wiens naam de roem bekroonde, (bis)
II. Te Nunheim, een gehucht dat ligt
Bij Limburgsch Roeremonde
Bekwam Van Lier het levenslicht
Zoo 't opschrift het verkonde.Ga naar voetnoot(2)
III. Uit Holland kwam hij naar ons land
Bekend met schapers plichten,
En kon door godsvrucht en verstand
De Houttaafnaren stichten.
| |
[pagina 204]
| |
IV. In 't jaargetal dat duizend schreef
Acht honderd vier en vijftig,
Eens dat Van Lier zijn' schapen dreef
Gebeurd' hem iets gewichtig.
V. Een grooten en verwoeden hond,
met muile die te gapen
En vol schuim te razen stond,
Sprong t' midden in zijn' schapen.
VI. De schapen vloog hij op het lijf,
De honden ook ten keere
De schaper bleef van vreeze stijf
En zonder wat verweere.
VII. ‘O mijn Patroon, o heil'ge Er'mijt,
Zoo riep Van Lier al beven
Ter Uwer eer, zoo g'ons bevrijdt,
Wordt een Kapel verheven.’
VIII. Wat er van zij! Wie toch het deed!
De hond liep razend henen;
Hij liet de schapen zonder leed
En was welhaast verdwenen.
IX. Van Lier vol vreugd en dankbaarheid
Deed dit kapeltje bouwen
Tot stichting en godsdienstigheid
Van die 't bezoeken zou'en.
X. Hij kocht een beeld van Sint Antoon,
Dat d'Heer De Nijs ook wijddeGa naar voetnoot(1)
En plechtig bracht tot deze woon
Het bleef er tot dees tijden.
XI. Het volk van Houttaav' sedert dien,
Bekend met deez' verhalen,
Bezocht 't kapelletje om te diên,
En hulp en troost te halen.
XII. Van Lier verliet onz' vlaamsche streke
En ging naar Limburg weder,
Waar ziek geworden, flauw en week
hij lei zijn hoofd ook neder.
XIII. Met tijd, door regen, sneeuw en vorst
En wind der Noorderstreken
Verviel doch de kapel, waar dorst
Een dief het beeld verbreken.
| |
[pagina 205]
| |
Het Kapelletje te Houttave
XIV. Maar heden staat het nieuwe beeld
In zijn kapel te prijken;
En deze zal in 't nieuw geteeld,
In lange niet bezwijken.
XV. Naar 't voorbeeld van Antoon Van Lier,
Bij zijn Patroon komt vragen
In ziekte of nood van mensch en dier!
Gij zult 't u nooit beklagen.
Dit eenvoudige, verhalend gedicht geeft alles wat we dienen te weten over het kleine drama, dat aanleiding heeft gegeven tot de stichting van een kapel en waarin eerder toevallig een Duitsche schaper betrokken was. We hebben een bezoek gebracht aan deze kapel, die gelegen is op den landweg die van Houttave naar | |
[pagina 206]
| |
het kasseike loopt, dat de groote baan Brugge-Oostende met Varsenare-brug verbindt. Juist op het kruispunt van beide wegen werd het kapelletje opgericht, het is volledig in baksteen, van sierlijk eenvoudigen vorm, maar thans tamelijk bouwvallig. Het draagt nog steeds het kleine koperen plaatje met het opschrift, reeds hierboven in de voetnota van het gedicht vermeld. We zagen in de nis, die door tralie is afgesloten, enkele muntstukken liggen. Zooals het gedicht vermeldt, werd vroeger wel aan de kapel gediend; dit is gemakkelijk aan te nemen als men weet dat St. Antonius, heremijt, in verschillende plaatsen gediend wordt tegen de plagen van het vee. Wel zei ons een boerin, op een nabijgelegen hof, dat ze gedurende den oorlog aan het kapelleken gediend had om een voorspoedige terugkeer van haar jongens uit krijgsgevangenschap te bekomen. Vroeger lagen daar heel wat meer offergaven, zei ze ook, maar dit wekte de begeerlijkheid op van de straatrakkers, en menigmaal werd het traliewerk vernield om de muntstukken te kunnen ontvreemden. Thans zijn ook op het beeldje sporen te zien van jeugdige baldadigheid. Het is een plaasteren St. Antonius met zijn zwijntje, aldaar geplaatst door de boerin van een nabijgelegen hoeve, nadat het oorspronkelijk beeldje in de kerk was gezet. Dit houten beeld, dat in de linkerzijbeuk van de parochiekerk op een bankje werd geplaatst, werd in schetterende kleuren opgekalefaterd.
De Duitsche schaper Van Lier was afkomstig van Nunhem, een kleine gemeente in Hollandsch-Limburg, op een tiental km. van de stad Roermond (Maas). Het hoeft niet te verwonderen een inwoner uit die streken alhier als schaapherder aan te treffen. Deze zijn op bepaalde oogenblikken bij ons zelfs nogal talrijk geweest, want ze stonden als specialisten in hun vak bekend. Ze verlieten hun geboortestreek, waarschijnlijk omdat ze er geen voldoende werkgelegenheid vonden. In de bevolkingsopnamen van 1815 voor onze gewes- | |
[pagina 207]
| |
ten vinden we op de gemeente Houttave geen Duitsche schaper. Wel treffen we er een zekere Martin Nyssens, 70 jaar oud, eigenaar en molenaar, geboren te Helden (Holl. Limburg). Naar alle waarschijnlijkheid is deze ook alhier begonnen als herder, en door zijn naarstigheid eigenaar-molenaar geworden: daarvan zijn in andere gewesten van het Vlaamsche land nog voorbeelden te geven. Eigenaardig is Van Lier's geschiedenis wel, en een tamelijk zeldzaam geval in de kroniek van de Duitsche schapers in ons land: niet om hun groote godsvrucht stonden ze bekend, maar integendeel zijn ze meestal de hoofdfiguur van steeds rond dezelfde thema's geschaarde tooverijgeschiedenissen. H. Stalpaert |
|