| |
Mengelmaren
Dranouter.
Onder het weinige kerkgeraad dat te Dranouter uit den oorlog van 1914-18 gered is, bevinden zich:
een groote kelk, op wiens voet staat: ‘Dono dedit Ecclesiae de Dranoultre Maria Petronella De Vriere, filia Guilielmi et Jacobae De Raet conjugum. Anno 1724. Ora pro eis.’ -
en een zilveren wierookvat met ‘Dedit ecclesiae de Dranoultre Da Maria Theresia De Vriere fa Jois Baptae. 1735.’
Maria Theresia was uit den oudsten familietak der De Vriere's, Marie Petronelle uit den jongsten. Laatste was tante van Guillaume De Vriere, heer van Couterland, leenroerig erfgenaam van Dranouter, Borre, De Clytte en het kapittel van St. Pieters te Rijssel. Dit erfde hij uit den oudsten tak van de broers van Maria Theresia.
De afstammelingen van Guillaume De Vriere zijn verwant met de edele familiën: van Outryve d'Ydewalle, Kervyn, Orban de Xivry. Maar na Guillaume (1700-1785) is er nergens iets meer der familie. De Vriere te Dranouter te vinden, tenzij, naar men zegt: het familieschild in een brandvenster en een grafsteen in den koorvloer, beide in de vernielde romaansche kerk van vóór 1918.
Welke de juiste betrekkingen waren van deze familieleden
| |
| |
Des Vriere met gemeente of parochie Dranouter is niet duidelijk, daar gewoonlijk de Heeren van Morbecque als Heeren van Dranoutre vermeld zijn (1473-1482-1484-1617-1735: Sanderus) of de Heeren van St. Omaars.
Opeens, in 1741, duikt op J -Bapt. De Vriere te Dranoutre als Baljuw, en wordt er begraven ‘sous épitaphe armoriée’. Evenzoo zijn zoon.
Andere heeren zijn vermeld, wellicht houders van andere heerlijkheden op Dranoutre.
Hoe kwam het bezit der Heeren van Morbecque op de familie De Vriere? En hoe heeft de familie De Vriere dat uit haar handen gegeven? Wellicht aan de kerk? Vóór 1914 was er hier een jaargetijde gefundeerd.
Jammer dat de betrekkingon van deze edele familie bij haren oorsprong, met haar plaats van ontstaan en groei, in den loop van den tijd alle getuigen verloren hebben, buiten de twee vermelde kerkvaten. Wie kan hier klaarheid inbrengen of aanduiden?
Aanduidingen van andere feiten of bronnen, die het verlies van al de archiefstukken van Dranouter kunnen verhelpen, zullen met dank aanvaard worden.
H. Lahousse, Dranouter.
| |
Uit den huisraad van heelmeester en apotheker.
1. Sterfhuis van Jacques Donche, meestre chirurgyn, overleden te Ghyverinchove in 1720:
‘Vier boucken tracteerende van de medecyne ende chirurgie, prys met alle de instrumenten, potten, flasschen, salven, cruyden ende ander drooghen met drie beckens ende vier scheirmessen, t'samen geextimeert door den outsten soone vanden overleden, ter somme van .....’ (niet ingevuld).
2. Sterfhuis van Anna Frederyck (huisvrouw van Meester Thobias Bouden, apotheker te Veurne), overleden in 1664:
‘Prysie van den wynckel.
Den appotecaris wynckel mette droghen potten, doosen, backen, kannen, flasschen, schalen, ghewichten, mortier, tooch, boorden ende alle t'gonne den wynckel aengaet is gheextimeert by Meester Pieter Padtvoort, appoteearis, is bevonden te bedraeghen volghende de selve prysie ter somme van 3602 Lib. 1 schelling...’
Verder lezen we nog: ‘In de kuecken ofte vierschare... In de distilleerkuecken...’
3. Sterfhuis van Meester Franchoois 't Lam, apotheker, overleden te Veurne in 1668:
| |
| |
‘Alvooren de presie van de apothekers wynckel mette mortieren, ketels, fournoisen, tonnen, bussen, doosen, tinnen pynten, halfpynten, muddekens ende halfmuddekens, potten, kannen, zeven, glazen, spatels, met alle de drooghen, gedistilleerde wateren, siroopen ende alle de medicamenten ende medecinnen, mitsgaders 'tgonne den wynckel aengaet, bede volghende de presie daer van ghedaen by meester Pieter Padtvoort, appoteker van synen stille, alwaer de specificatie ende particularisatie in 't langhe is gheseyt. ter somme van 2.046 Lib. 5 schellingen parisis.’
(Staatsarchief te Brugge. Staten van goed, Veurne, nrs4.042, 13.536 en 26.938.)
J.D.S.
| |
Kinderrijmpje.
Te Geluwe, wanneer de kinderen in den Potdevin-bosch spelen, nabij de Motjes zeggen ze volgend rijmpje:
Heb je me nog niet gegrepen
K.S.
| |
Het liedje van sint niklaas.
Te Eernegem zong men het liedje als volgt:
Sint Niklaai van Tolantien
ie bakte de koekskes lekker en fien,
lekker en fien van sulfers.
'n peerd en is geen zwijn,
't ga morgen Sinteklaaidag zijn.
L.V.A.
| |
Rijmraadsel
- Kun'je gij al ‘staan’ (Staden),
Naar Roeselare gaan?
Antwoord:
- Ja'k. Als ik opstappe aan de Geete.
(De Geete: Wijk St. Jozef, Hooglede, bij 't geboortehuis van Omer De Laey).
Gehoord van iemand van Gits.
G.P.R.
| |
Struische jongens.
Dat zijn dwarsstukken die tusschen de rechtstaande steunbalken liggen om het wegschuiven van grond te beletten bij delfwerk. Moerkerke.
| |
| |
| |
Denders.
Zoo worden de wilde zwanen genoemd die trekken in den voorwinter. Zij vliegen hooge en zijn moeilijk om schieten. Oudenburg.
| |
Hame en Hakke.
- ‘Hame’ en ‘Hakke’ zijn van dezelfde oudte.
D. i. ‘Hadden we’ en ‘Hadde ik’ zijn even flauwe verontschuldigingen. Beselare.
| |
Stalknechtwijsheid.
Aangehaald door een paardeknecht om de kloekte van het eten uiteen te doen. Beselare.
| |
Lofbetuiging.
- ‘En de nunnen van 't klooster, goerthertig en gedienstig dat ze daar zijn, ze springen gelijk 'n hane versch van de spoore.’ Merkem.
| |
Te veel is te veel.
Van iemand die overladen is van werk en wil zeggen dat hij niet alles tegelijk kan doen:
- Je kunt toch 't kind niet wiegen, de pap staan roeren, honderd frank wisselen en met joen wijf 'n flikker slaan. Oostende.
Vergelijk met 't Oost-Vlaamsche:
Ik en kan toch niet kleppen en luien, den ommegang doen en met mijn gat de belle slaan.
| |
Vechthaan,
- Dien hane 'n heeft geen pooten.
Gezegd van een kemphane die bij den aanval niet blijft staan, maar achteruitwijkt. Watou.
| |
Frontiere-Vlaamsch,
Om de armoede van tale te bestempelen van de grensbewoners die in Frankrijk werken (Wervik-Zuid):
Te Wervik, 't zijn al dingetjes en etwatten. Beselare. G.P.B.
|
|