Biekorf. Jaargang 48
(1947)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 169]
| |||||||||||||
[Nummer 9]
Rond stede ende parke van Male.
| |||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||
die Zuid-Fransche plaatsnamen te danken hebben. Werden ze aldus gedoopt als herinnering aan een reis in het Zuiden door iemand van de vroegste bewoners? Of zou hier louter fantasie in het spel zijn? Het is ook treffend dat juist deze beide hoeven niet behooren tot de grafelijke domeingoederen binnen zijn park te Male. In de 15e eeuw deelen ze zelfs een tijdlang hetzelfde lot.Ga naar voetnoot(1) De Malenaars konden ook nooit vrede krijgen met de uitspraak van die zuidersche plaatsnamen; ze maakten er dan ook maar van wat ze konden, op zijn Vlaamsch. ‘Avenjoen’ of ‘Havenjonck’;Ga naar voetnoot(2) nu klinkt het ‘Avejoengen’. Wat er ook van zij, in het volksgeheugen blijven beide hoeven een herinnering uit lang vervlogen tijden. ‘'t Is Tempeliers' goed’ zoo luidt het, en om u te overtuigen voegen ze er algauw aan toe: ‘Mensch, je kunt dat genoeg zien: 't ligt rondom rond in wallen, met een poort om in en uit te rijden en een kapelle - een hoogkamer - om messe te doen’. Van ‘Avejoengen’ voegen ze er nog bij, dat de opperste van de Tempeliers hier woonde en dat ze, in een oude kave, nog verkalkte beenderen gevonden hebben. Ze houden ook nog staande dat de poorten hier toegemetseld werden, en dat de muren zoo hard zijn als arduin, omdat ze met roggemeel gemetseld werden. | |||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||
Het Register 45 (fo 35) van ‘wettelijke passeringen’ van Male beschrijft de hofstede aldus: ‘... een pachtgoet ghenaempt Havenjon ligghende binder heerlichede voorseit groot 50 gem. of daaromtrent metten advenante vanden huuse ende boomen daer op staende, daer of dat eerst ligghets een plaetse daer de hofstede staet 46 gem. tusschen den Pijpwech aldaers men gaet naer Damme ande oostzijde, tland toebehoorende de kerke van Damme ande westzijde, streckende mette noorthende anden Ardenburchschen wech ende metten zuidhende an tgoet van Mompliers’.Ga naar voetnoot(1) Op het einde van de 17e eeuw wordt Avignon onder de vage landen gerekend; de heerlijkheid trachtte de vervallen hoeve te verpachten voor wat ze er van krijgen kon. Hoogkamer, keuken, kelder, koeistal en land werden alzoo afzonderlijk te pachte geveild.Ga naar voetnoot(2) Deze eerste tijdelijke verbrokkeling was als een voorspelling van de latere lotsbestemming.Ga naar voetnoot(3) Kort daarop wisten de eigenaars, d'heer Gillis van Coppenolle ende juffrouwe Marie Gloribus, de verlaten hoeve te herscheppen in een lieve plaatse van plaisance, met dreven en een nieuw beplant bosch en kweekerij naast het oud vergroeid bosch Hun dochter, Francesca Clara. huwde Sieur Pieter Duhamel. Op 20 Juni 1739 werden zij op hun beurt eigenaars van het landgoed, met al het huisgerief inbegrepen.Ga naar voetnoot(4) Een van hun | |||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||
zonen, Carolus Eugenius Duhamel, was kanunnik van O.L. Vrouw te Brugge; een tweede zoon Franciscus was schepen van Male in 1764-1779 samen met den heer Charles Verhulst.Ga naar voetnoot(1) Er wordt verteld dat de erfgenamen van Kanunnik Duhamel, al te zeer gesteld op dat buitengoed, hun gedachten te veel lucht gaven, en zoo in ongenade vielen. De liefdadige kanunnik schonk het landgoed aan de armen van St Kruis.Ga naar voetnoot(2) In den buitenmuur van de kerk van St Kruis, achter het koor, is er een zerkplaat ingemetseld: ‘Op het kerkhof dezer Parochie van Ste Cruys ligt begraven D'Hr Joannes Franciscus | |||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||
D'Hr FranciscusDuhamel procureur begraeven op het kerkhof van t hospitaal van St Jan tot Brugge Bid voor zijn ziele op dat zij mag rusten in den eeuwige vrede.’ Kanunnik Duhamel stierf op 9 Februari 1810. Bij eigenhandig testament van 21 October 1804 vermaakte hij aan de armen of den disch van St Kruis: 1. het landhuis Avignon, om kosteloos door de armen bewoond te worden; 2. een aanpalend bosch, met last van jaarlijks een jaargetijde en drie gelezen missen te doen celebreeren ter Kerk van St Kruis.Ga naar voetnoot(1) Deze gifte bedroeg ongeveer een derde van het geheele landgoed, dat meestal met bosch begroeid was. De leden van het armbestuur hadden gaarne hun bosch uitgeroeid, doch hun verzoek werd niet ingewilligd. In 1838 werd het ‘Avignon bosch’ - ook reeds als ‘Dischbosch’ gekend - ander maal verpacht voor 29 jaren aan den heer Wielemaeker, eigenaar van de overige twee derden van Avignon.Ga naar voetnoot(2) Het aantal armen en dakloozen groeide gedurig aan, en het armhuis van ‘Avejoengen’ beschikte slechts over 4 plaatsen, den kelder inbegrepen. Het is ongelooflijk, maar 72 personen, onder volwassenen en kinderen, | |||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||
waren dààr gehuisvest en huizenierden er opgestampt al onder elkaar.Ga naar voetnoot(1) Het was er alles behalve zindelijk; de grootste ellende van allen aard heerschte onder die opeengepakte ongelukkigen. In den zomer 1853 brak er een vreeselijke typhuskoorts uit. De smetziekte woekerde er ongehoord in dit overbevolkt midden en er bleek geen plaats te zijn voor hen in het hospitaal te Brugge. Op aandringen van de geneeskundige Commissie werd er haastig een barak getimmerd op het erf, om de zwaarste zieken af te zonderen. Geheel ‘Avejoengen’ lag met de typhus; van de 58 ernstige zieken zijn er 10 overleden in Juli en Augustus 1853. Geen wonder dat van dan af ‘Avejoengen’ geschuwd werd gelijk de pest. Doch er bleven altijd haveloozen ronddolen, die noch huis noch thuis hadden en blij waren om van strate te zijn; voor hen was het armhuis een laatste toevluchtsoord. Zij hadden er onderdak en trokken van den disch, gingen bedelen, en voor het overige toppen en str... rapen. Van werken, geen sprake. ‘Wadde! dat ze werken die er moeten mee leven’, bofte Jan van Male, en hij woonde in 't armhuis. Zij werden over 't algemeen maar met een scheel oog bezien; en het armhuis had zoo een faam die zeer op verdenking geleek. Verschillende namen zijn zelfs populair gebleven, als ge daar hebt: een Mietje Sampiong, een Miete Schellebroot en Siska Knoppen; en allen werden overal met den vinger gewezen: ‘'t is een van Avejoengen!’Ga naar voetnoot(2) M. Cafmeyer |
|