de pastoor zijn koster bij. De koster was nogal tamelijk hardhoorig en... niet te rap van begrip!
- ‘Koster,’ zei mijnheer pastoor, ‘'k en zal op Asschenwoensdag nog niet naar de kerke kunnen komen en ge zoudt gij de asschenkruiskes moeten geven in mijn plaats!...’
Nadat mijnheer pastoor het luid genoeg had gezegd, snapte de koster het.
- ‘Hoe moet ik dan te werke gaan?...’
- ‘Wel! als ge de assche strooit, zegt ge zoo maar: Gedenk, o mensch, dat ge van stof en asch zijt en tot stof en assche zult weerkeeren...’
Wat mijnheer pastoor ook herhaalde, steeds luider en luider, onze koster hoorde het maar half, en... begreep den zin der woorden niet.
Als de pastoor dat moe werd en aan 't einde van zijn geduld, riep hij, zoo luid hij maar kon: ‘Wel, koster, zeg gij maar: Ge zijt ezel geboren,... en ge zult ezel sterven!!’
...En op Asschewoensdag stond de koster van Kuurne zijn ‘spreuk’ te herhalen terwijl hij kruiskes uitdeelde...
't Schijnt dat Kuurne zoo aan zijn ‘ezelprivilege’ geraakt is!
L.V.A.
- Deze vertelling is niet nieuw: Rond den Heerd heeft ze al opgeteekend in 1888. (Zie Cornelissen, Nederl. Volkshumor II, 235). In de ‘versie’ van L.V.A. is er echter iets nieuws n.l. de hardhoorigheid van den koster. Bij den verteller van Rd H. kon de koster het latijn van den pastoor niet snappen. In de bovenstaande lezing is de hinderlijke latijnsche formule weggevallen; de hardhoorigheid van den koster herstelt echter het evenwicht. - Een bewijs te meer, hoe vertellingen ‘leven’ en nooit lang heel dezelfde blijven.
B.