Biekorf. Jaargang 48
(1947)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 139]
| |
De taalgrens in Fransch- en West-VlaanderenProfessor W. Pée van de Universiteit te Luik heeft onlangs, in samenwerking met Professor E. Blanquaert van de Lmiversiteit te Gent, den ‘Dialect-Atlas van West-Vlaanderen en Fransch-Vlaanderen’Ga naar voetnoot(1) uitgegeven. Jaren lang werkte hij aan het inzamelen van het materiaal. Zijn opnamen gebeurden in een honderdtal gemeenten van West-Vlaanderen en in 67 gemeenten van Fransch-Vlaanderen. Hij heeft van de gelegenheid gebruik gemaakt om zoo nauwkeurig mogelijk de taalgrens te bepalen, dat wil zeggen: de zone waar het Vlaamsch dialect ophoudt en waar de Fransche cultuurtaal begint. Te Duinkerke vond hij geen enkel geboren Duinkerkenaar die nog Vlaamsch sprak; alleen de inwijkelingen spraken nog onze taal. In de hiernavermelde gemeenten op de taalgrens in Frankrijk wordt nog Vlaamsch gesproken door ingeborenen: Rozendaal, Tetegem, Zuidkote, Leffrinkhoeke, Klein Sinten, Coppenaxfort (te Broekkerke), Kapelle-Broek, Buischeure, Nieuweriet, Clairmarais, Ebblingem, Lynde, Steenbeke, De Walle (La Motte au Bois), Oud-Berkijn, Merris en Belle. Volgende Fransche gemeenten zijn op de taalgrens voor het Vlaamsch verloren: Duinkerke, Malo-les-Bains, Nieuw-Koudekerke, Sint-Pol, Mardijk, Fort-Mardijk, Groot Sinten, Loon, Kraaiwijk, Broekburg en Broekburg Buiten, Sint-Pieters-Broek, Holque, Watten, Sint-Momelin, Ruischeure en Blaringem. In België zijn geheel of ten deele Vlaamsch: Nieuw- | |
[pagina 140]
| |
kerke, Ploegsteert, Meesen, Waasten; de taalgrens volgt dan de Leie tot Meenen, en loopt verder over de gemeenten Rekkem, Moeskroen, Luigne, Herzeeuw, Dottenijs, Spiere en Helkijn, die geheel of ten deele Vlaamsch zijn. Over den taaltoestand in Fransch Vlaanderen besluit de schrijver dat al de gemeenten ten Oosten van de taalgrens volkomen Vlaamsch zijn, maar iedereen is er in zekeren zin tweetalig. De school en het bestuur zijn uitsluitend Fransch. De jongens die op het land of in de fabriek werken, spreken gewoonlijk Vlaamsch onder elkaar; de meisjes, daarentegen, hebben een uitgesproken voorliefde voor het Fransch. In de steden wint het Fransch veel veld. Ook op het platteland krijgt het Fransch de bovenhand, vooral sedert de boeren hun dochters naar Fransche kostscholen zenden waaruit ze geheel verfranscht terugkeeren. Ze komen er toe de pastoors aan te zetten in het Fransch te prediken. Er zijn ook reeds geestelijken die geen Vlaamsch genoeg meer kennen om een sermoen in deze taal te houden. De industrieele inrichtingen waar Franschsprekende en Vlaamschsprekende arbeiders samenwerken en bijeenwonen, zijn haarden van volledige verfransching. In de taalgrenszone in West-Vlaanderen is het juist het tegenovergestelde: daar gaat het Fransch achteruit door de sterke inwijking van Vlaamsche grensarbeiders die in Frankrijk werken, maar in België blijven wonen dichtbij de grens, waar de meeste Waalsche gemeenten met reuzenschreden volledig vervlaamscht worden. Professor W. Pée heeft ons hier een zeer nuttig en verdienstelijk werk geleverd, o.m. door op te teekenen wat er nog te redden viel van het Vlaamcch dialect in Fransch-Vlaanderen. Het is tevens een belangrijke bijdrage tot de studie en de afbakening van de Vlaamsche dialecten. J.D.S. |
|