| |
Mengelmaren
De ‘Mengelmaren’ van. ‘Biekorf’ zijn gelijk een Sint Pietersvuur bij waaiende weder; soms niets dan wat rook en smook, maar onverwachts breekt het door met heldere vlam en 't kan ook vonken en sperken vlak in d'oogen doen schieten. De oude en geteerde zeggingskracht komt er in verband met letterkunde, wetenschap, taal- en volkskunde, zielekunde en godsdienst.
De kortbrakigheid van de ‘Mengelmaren’ maakt ze levendig en geestig; ze toonen dat de levende Vlaming altijd voort nieuws vlamt en vonkt, zelfs wanneer wij vreezen dat wij voor goed afglijden naar 't standaard-Vlaamsch van kantoor-heerschappij en gelijkschaving. Wij kunnen gemakkelijk blijven wat wij zijn wanneer wij 't Vlaamsch gebruiken om het nieuwe te verwerken en den zegen van de traditie toch laten beklijven. Dit kan vooral nog 't kleinvolk; 't 'n valt maar te beluisteren.
Hierom zijn eenige verwijzigingen gegeven naar aanleiding van items uit Biekorf's ‘Mengelmaren’ van d'eerste zesmaand van dit jaar.
| |
Verstand van zaken. (Vgl. hierboven bl. 96 en 120)
Grond is beste pand.
Land mag kosten wat het wil. 't Is nog altijd beterkoop dan lijnwaad: 't 'n verslijt niet.
(Ichtegem)
| |
| |
| |
Klein gewin.
Wanneer men verklaren wil dat men 't kleine niet versmaden mag, zegt men gewoonlijk:
‘Die 't kleine niet 'n geert,
‘'n Is 't groote niet weerd.’
Te Brugge: ‘'t Is alsaan beter dan 'n slijkmossel’,
Te Gent: ‘'n Luis in den pot is beter dan géén vet’.
| |
Raadsel.
(Vgl. hierboven bl. 24) Een karre, te Kanegem.
'n Lange, lange zwikzwak,
en twee poppen die dansen.
(Een bierwagen, de ton, vier wielen en twee peerden)
(Follinkhove)
| |
Fluitemelk.
Dat luidt, in Nieuwpoort, van een man geboortig van Bekegem: Vlotemelk, of ondermelk in tegenstelling met volle melk.
| |
Zandkonvooi. (Vgl. hierboven bl. 24.)
Het valt mij te binnen dat de menschen in de Leiestreke veertig jaar geleden nog zeiden ‘Hij is vertrokken met 't zandkonvooi’ wat wel niet 'n beteekende ‘Met den lantaarn aan den dijssel’, of, Nederlandsch, ‘Hij is vertrokken met het Noorderlicht’, maar zooveel als ‘Hij werkt voor eigen rekening niet meer, maar staat in loondienst’.
Dit zandkonvooi was het eerste stoomtreintje dat van Gent naar Rijssel reed en de aarde aanbracht waarmede de spoorlijn werd gebouwd, nu honderd jaar geleden. Deze onderneming was bij de kleine menschen in hoofdzaak bedoeld als werkverschaffing aan de kortwoners en kleine geruineerde vlassers die in den slechten tijd van de aardappelplaag naar werk moesten grijpen in loondienst en alzoo knecht wierden in plaats van kleinen baas. Vandaar: ‘Hij is vertrokken met het zandkonvooi’.
Dat men nu meent dat die zeg bediedt: ‘te voete gaan’, is bewijs ervoor dat de werking van het oorspronkelijke en waarachtige zandkonvooi vergeten is geraakt.
| |
Op sprieten.
(Vgl. hierboven bl. 23. - ‘De wereld springt op sprieten.’)
Van een man van Kortemark hoorde ik met deernisse zeg- | |
| |
gen, wijzend op makkers die bleek en mager werden van uithongering: ‘'t Is de dood op sprieten!’
Met de sprieten waren de magere spillebeenen bedoeld.
| |
Gekoeketiend.
‘Ze is leelijk gekoeketiend’ wordt gezegd te Brugge voor die van de pokken geschonden is.
Koeketienen hoorde ik voor kort in zijne oorspronkelijke en voordeelige beteekenis gebruiken door een ouden boer, geboortig van Bekegem: ‘Ze stonden daar, schoone gekuischt en gekoeketiend gelijk de Fransche peerden’.
Koeketienen is 't achterste van de peerden bestrijken met vet en daarna met een roskam en een borstel, gedrenkt in warm water, over een geruiten of geschaakten (gekoeketienden) rooster wrijven, zoodat het koekenaas dat bloot ligt, dof wordt door het afborstelen met heet water en het tegenoverliggende ruitje glimt omdat het gedoken lag onder de gedoken ruit van den rooster. De rooster is namelijk gepantseld in ruiten die hol zijn en tegenoverliggende ruiten met blik bedekt.
Zoo worden de Fransche peerden geglommen wanneer ze naar de monstering trekken.
De Bo heeft dit woord gehoord. Wordt gezegd van een peerd wanneer onder het ruien het nieuw haar in ronde, zwartglimpende vlekken opgroeit, die min of meer regelmatig van een gescheiden, doen denken aan een kaartblad koeketien (ruiten-tien). De Bo was blijkbaar met het kunstmatig koeketienen niet bekend. Vandaar het ‘koeketienen’, in de ongunstige beteekenis van pokdalig of mottig, zooals te Brugge nog wordt gebruikt.
| |
Baarden.
Twee patatten: zoo noemen de Vlamingen in Amerika een 2 dollar-banknoot. (Vgl. hierboven bl. 120)
Vergelijk: ‘Baarden’ voor frank, in de Leiestreek. ‘Baarden’ zijn franken, alzoo genoemd naar den baard van Leopold II 's beeldenaar die vier en veertig jaar lang op onze zilveren muntstukken prijkte.
| |
Een zwintje.
(Zwijn. Vgl. hierboven bl. 137.)
Zwin. Om een verzande gracht aan te duiden die uitmondde bij een beek, hoorde ik onlangs zeggen: ‘'k moet dat laten liggen onbeboerd, 't is 'n soorte van 'n zwintje dat het land drooge trekt.’
Nieuwpoort.
| |
| |
| |
Kakeplak.
Regent het? - Neen 't. 'n Beetje kakeplak; van dat doopersweêre dat wij zeggen.
Jabbeke.
| |
Een smoutertje.
Geef mij 'n wit, 'n bruin en 'n ‘smoutertje’. Dat laatste is een licht broodje, moet je zeggen, met eierdorre gesmout of met stoffancie van een apotheker. Alzoo gehoord van iemand van
Werken.
| |
Heeten honger.
Menschen die in concentratie-kampen honger lijden, spreken veel van ‘heeten honger’, dat is hongeren en kunnen eten zonder einde of mate en toch onverzadigd blijven; een half uur nadien komt den ‘heeten honger’ weer, die den hongerlijder haastig het eten doet binnenslokken terwijl de buik grolt de mage nijpt en de tanden krevelen. Na een tiental dagen ‘heeten honger’ krijgt de hongerlijder ‘lutsetanden’.
Verg. De Bo: heete naalde of steke. 't Is genaaid met de heete steke of met de zondagsteke = haastig.
G.P.B.
| |
Gesloetie - Gestjiep.
Een Grasmusch, is in het ‘Babylonische’ Harelbeke, een Gesloetie.
In Ruiselede en Kanegem wordt een grasmusch Gestjiep genoemd.
| |
Reziere.
Een Rasiere was in de goede oude dagen een graanmaat.
In Harelbeke was deze maat Reziere genoemd en tot over een vijftigtal jaren nog in gebruik. De kolenhandelaars namen de Reziere als eenheidsmaat. Het was een ijzeren bak ongeveer 80 kilogram inhoudende.
J. Vangaver
| |
Dikke pap.
Als men dikke pap kookt, hoort men: G'en moet hem zoo dikke niet maken dat er ne puid kan opspringen.
Varsenare.
| |
Ik-en-gij werken:
d.i. met de grove naalde iets voorloopig toetrekken. Brugge
A.V.W.
|
|