Biekorf. Jaargang 47
(1946)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet vontekroontjeOver het gebruik van het vontekroontje schrijft A. Lowyck het volgende in zijn verdienstelijk opstel over Oude Doopselgebruiken in VlaanderenGa naar voetnoot(1). ‘Den eersten doopeling na de wijding van het nieuwe doopwater met Paschen - of soms met Pinksteren - wordt door den koster - op andere plaatsen door den pastoor - een kransken van gemaakte bloemen op het hoofdje gezet, en de koster krijgt een flinke fooi. Op vele plaatsen maakt men dit vontekroontje met de bloemen die rond de kaarsen waren van de plechtige-communicanten op Passiezondag. De heer Coninckx vertelt, in zijn ‘Mechelsche zeden en gewoonten van eertijds en nu’, dat die kroontjes de kranskens waren rond de heilige vaten met olie, die men op Paaschdag ging afhalen op het aartsbisdom... Het vontekroontje werd met veel eerbied bewaard en dat der meisjes werd vergroot om te dragen met de plechtige Communie. Dit gebruik is nog bewaard te | |
[pagina 135]
| |
Brugge. Op den zolder kan men vontekroontjes - elders Paaschkroontjes of Sinksenkransjes - tegenkomen die honderd jaar oud zijn. Een vontekroontje brengt geluk en het is een buitengewone gunst voor den volksmensch, als de doopeling dit krijgt... Vroeger moet er, benevens de vontekroon voor de meisjes, een vontehoed aan de jongens gegeven zijn. Van uitzicht is het juist lijk een doophoedeken’. Dit doophoedeken voor de knechtjes heet aldaar ‘een verkleinde uitgave van den gekenden rozenhoed waarrond onze volksmenschen vroeger dansten.’ Het eigenlijke vontekroontje, dat vroeger in de bisdommen Doornik en Kamerijk algemeen in gebruik moet geweest zijn, is oorspronkelijk wel het heilig-Oliekroontje, dat zelf niets anders was dan de aloude rozenhoed. Daarop wijzen de volgende aanteekeningen. Te Ramegnies-Chin (bij Doornik) en elders in het Doorniksche en in de streek van Edingen (Enghien) bestond - en bestaat misschien nog - de gewoonte jaarlijks een kroontje aan te bieden aan den eersten doopeling na Paschen. Dit kroontje is oorspronkelijk het kroontje van de heilige Oliën. Immers jaarlijks gingen de pastoors de nieuwe heilige Oliën [op den Witten Donderdag gewijd] afhalen op de dekenij; zij bewaarden ze op de pastorij tot op Beloken Paschen, om ze alsdan, met een processie van kerkheeren en voorname ingezetenen der parochie, naar de kerk over te brengen. Op de custode lag dan een kroon. Het was deze kroon die men aan den eersten doopeling schonk. Dit gebruik werd door de kerkelijke overheid afgeschaft omdat het tegen of ten minste ‘nevens’ de rubrieken wasGa naar voetnoot(2). Nog in de jaren 1840 hadden de pastoors in het bisdom Kamerijk het gebruik bewaard de heilige Oliën, die ze op den derden Paaschdag op de dekenij hadden afgehaald, op Beloken Paschen plechtigenaar de kerk | |
[pagina 136]
| |
over te brengen. Boven de zilveren custode werden bloemen van een z.g.n. ‘Keizerskroon’ (Couronne impériale) gelegd en den eersten doopeling die met het nieuwe chrisma gezalfd werd, kroonde men met deze bloemen. Het was een eer voor de ouders een kind met een kroontje te hebben en het kroontje, hoe verwelkt en verdroogd ook, werd zorgvuldig in de familie bewaardGa naar voetnoot(1). J.A. Poutrain in zijn Histoire de la ville et cité de Tournai (1750) vermeldt het vontekroontje als een oud Doorniksch gebruik; men noemde het ‘capeau de roses’ ofschoon het met Paschen uit andere bloemen gemaakt was. Ook met Sinksen werd een vontekroontje gegevenGa naar voetnoot(2). Deze Waalsche benaming is wel merkwaardig, omdat ze zoo duidelijk wijst op den opsprong van het vontekroontje, door E. Gailliard reeds vroeger aangeduidGa naar voetnoot(3). Het vontekroontje is een laatste overblijfsel van den vroeger zoo algemeen gebruikelijken chapel de roses, Roosenhoet. Niet alleen de custode van de heilige Oliën, doch ook de ciborie werd soms met een kroontje of hoedje van bloemen getooid. Aldus maken de Zwarte Zusters van Diksmuide in 1618, ‘een hoeyken om op de cijborie te stellen’ voor de parochiekerk van ZarrenGa naar voetnoot(4). Hier zouden we durven de vraag stellen, of het zilveren kroontje dat op Witten Donderdag den kelk of ciborie van het rustaltaar siert, ook geen afstammeling is van den ouden Rozenhoed? A.V. |
|