Mengelmaren
Bijbelprent te Ieper in 1350.
De Iepersche kapelaan Jan Pascaris schreef op 25 Juli 1350 een apostille bij zijn testament, waarbij hij Broeder Maarten Boudery tot mede testamentaris aanstelde ter vervanging van den overleden Joris Oudinc. Benevens een drinknap legeert hij aan den Broeder (waarschijnlijk een Minderbroeder) het volgende:
‘Item ic gheive om te bekeerne tsiere gheliefte een rolle, inde welke ghescreiven es d'istorie vanden Bible.’
De Heer O. Mus die, onder den titel ‘Een Bijbel te Ieper in de 14e eeuw’ dezen tekst onlangs publiceerde (De Gulden Passer, 1945, bl. 196-197), heeft de beteekenis ervan niet behoorlijk begrepen. De letterlijke overzetting: ‘een rol, waarop de Bijbelsche Geschiedenis geschreven stond’ verraadt, samen met den titel der mededeeling, het gebrek aan interpretatie.
Een ‘historie scriven’ is in het Middelnederlandsch: een afbeelding, een tafereel schilderen; (zie Verdam, Mnl. Wdb. en Handwdb. onder de trefwoorden historie en scriven). De schenking betreft dus een perkamenten of papieren rol waarop tafereelen uit den Bijbel geschilderd zijn. Daarom is het dat de kapelaan er niet bijvoegt dat de ‘historie’ in het latijn of in het dietsch gesteld is, zooals gewoonlijk voorkomt wanneer het om een geschrift gaat. Ten andere, reeds de vorm van het stuk: een rol, maant den lezer tot een omzichtige behandeling van den inhoud.
Deze tekst is aldus van grootere waarde dan de uitgever vermoed heeft: de inhoud wijst op een vorm van middel-eeuwsche ‘prentkunst’ die in de volgende eeuw door een nieuwe, graphische, techniek o.m. in de Biblia Pauperum zal voortgezet worden. Inlichtingen over zulk handwerk in onze gewesten zijn zeer schaarsch en daarom dubbel kostbaar.
A.V.