Biekorf. Jaargang 47
(1946)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
Kantteekeningen bij de
‘Vacantie-Vertellingen uit het Duinenland’
| |
[pagina 58]
| |
sche land met voorliefde opgeteekend door talrijke verzamelaars en door onze beste folkloristen bestudeerd: over onzen vertelselschat zijn we heden, beter dan over eenig ander deel van onze volksoverlevering, ingelicht. Hetzelfde verschijnsel zou men eveneens in de naburige landen kunnen vaststellen. Zelfs is het sprookje het troetelkind geworden van befaamde vorschers. over de geheele wereld verspreid. Bij het ontstaan van het grootste gedeelte dezer bundels volksvertelsels hebben de plaatselijke tijdschriften in velerlei opzicht een belangrijke rol vervuld. Wan neer de eerste zanten van een plaatselijken liefhebber door een tijdschrift worden opgenomen, wordt dit steeds beschouwd als een aanmoediging tot doorwerken. Ook was en is het tijdschrift het bindteeken tusschen de zanters van een bepaalde gouw, soms een vraagboek of een openbare tribune, waarin onderlinge geschillen worden uitgevochten. We zouden het tijdschrift, gedurende den loop van den jaargang - voor sommige in den loop van vele jaargangen - een gedienstigen wegwijzer durven noemen, zooals we het nadien ook, bij een toevallig maar verplicht onderzoek, een doolhof mogen heeten, omdat bij het stilleggen der werkzaamheden, de algemeene inhoudstafel meestal ongedrukt is gebleven! Het is misschien minder bekend dat reeds, vóór Rond den Heerd verscheen, de belangstelling in onze gouw voor de volksoverlevering werd opgewekt. Reeds in de eerste helft der 19e eeuw zijn Westvlamingen met het verzamelen van volksvertelsels begonnen. In het tijdschrift Kunst en Letterblad gaf Ferdinand Snellaert van Kortrijk enkele sagen van zijn geboortestad, en ook P. Lansens van Koekelaere bezorgde Westvlaamsche sagen in dit bladGa naar voetnoot(1). In Wodana, het eerste volkskundig tijdschrift van onze gewesten, uitgegeven door J.W. Wolf, een Duitscher die te Gent verbleef van | |
[pagina 59]
| |
1842 tot 1847, werd ook Westvlaamsch volksgoed opgenomenGa naar voetnoot(1). Groote belangstelling voor de volksoverlevering is er echter in dezen tijd niet. In Vlaanderen immers ontwaakt pas het geestesleven en de leidende figuren, J.F. Willems, Kan. David, C.P. Serrure, H. Conscience e.a. zijn vooral op letterkundig en geschiedkundig gebied bedrijvig. De dichtkunst, een verre rederijkersnagalm, wordt door prijskampen aangemoedigd, in dewelke lauwerkransen en eeremetalen met breede gebaren aan de talrijke mededingers worden uitgereikt. Het is dan ook begrijpelijk dat de vroegste en belangrijkste zanten alhier door vreemdelingen vergaard, in een vreemde taal worden omgezet en gedrukt. Zoo geschiedt het in de beide boekwerken van J.W. Wolf, Niederländische Sagen (Leipzig, 1843) en Deutsche Märchen und Sagen (Leipzig, 1845), zoo ook later in het werk over de volksgebruiken in ons land, Calendrier Belge (Brussel, 1861-62, 2 dln.) van Baron de Reinsberg-Düringsfeld. Misleidend is zelfs voor ons de uitgave Deutsche Märchen van Wolf, want het grootste deel dier zanten zijn uit onze gewesten afkomstig. Daarentegen mogen we deze eerste werken niet onderschatten, ze hebben voor ons steeds de volle waarde behouden van getrouwe documenten uit een tijdperk van pas-ontluikende volkskundige bedrijvigheid. In West-Vlaanderen wordt de belangstelling voor de volksoverlevering krachtig opgewekt bij het verschijnen van Rond den Heerd, in 1865 door Guido Gezelle (korten tijd samen met James Weale) wekelijks uitgegeven en in 1871 overgenomen door Adolf Duclos, die het blad zal blijven besturen, in voor- en tegenspoed, tot in 1890Ga naar voetnoot(2). Gezelle en Duclos vestigen de aandacht op alle | |
[pagina 60]
| |
wetenswaardigheden door het volk verteld: sprookjes, sagen, legenden, spreekwoorden, raadsels en liedjes, en moedigen tevens de studie van de Westvlaamsche volkstaal aan. Gedurende 25 jaar blijft het weekblad zijn leuze getrouw: ‘Christen Vlaamsch, terug naar Oud-Vlaanderen met zijn christen gedachten, 't zij geboekt, 't zij levend op de tong van het Vlaamschsprekend volk’Ga naar voetnoot(1) zoodat het weekblad van Gezelle-Duclos uitgegroeid is tot een standaardwerk dat de hedendaagsche studie van de volkskunde in Vlaanderen, en vooral in West-Vlaanderen, ten grondslag ligt. Reeds in den eersten jaargang gaf G. Gezelle enkele goede opnamen van volksvertelsels, die tot het beste behooren van wat in Rond den Heerd verschenen is. Na den wereldoorlog werden ze, samen met twee opnamen uit Biekorf, gebundeld en uitgegevenGa naar voetnoot(2). Eerst in 1868 verscheen van de hand van een medewerker aan Rond den Heerd, de eerste Westvlaamsche, tevens de eerste Vlaamsche bundel volksvertelsels: Oude Kindervertelsels in den Brugschen Tongval van Adolf LootensGa naar voetnoot(3). Het werkje is in het Brugsch dialect opgesteld en bevat negen volksvertelsels, acht sprookjes en een sage, en tevens een proeve van dialectgrammatica van het Brugsch opgesteld door Eusèbe Feys, atheneum leeraar te Brugge. Al had Lootens zijn volkskundige bedrijvigheid tot dit ééne werkje beperkt,Ga naar voetnoot(4) het ware nog | |
[pagina 61]
| |
steeds verantwoord hem, in een tijdstip van onweten schappelijke beoefening der volkskunde in Vlaanderen, den baanbreker te noemen van het Vlaamsche volksvertelsel. Menigmaal komt hij in Rond den Heerd aan het woord om jonge zanters te wijzen op de noodzakelijkheid van ernstige en onvervalschte opname. En het is geen stroovuur. In West-Vlaanderen blijft de belangstelling voortduren. In den voorlaatsten jaargang van Rond den Heerd geven twee goede zanters een voorsmaak van volksvertelsels, die ze nadien zullen bundelen. A.J. Witteryck, een Brugsch onderwijzer, beantwoordde met een lijvigen bundel den oproep van den Luikschen hoogleeraar Godefroid Kurth op het archeologisch congres te Brugge. Zijn Recueil de Contes populaires, de Coutames religieuses et de Superstitions werd in het Westvlaamsch overgedrukt in de Annales van de Sociéré d'Emulation te Brugge, en bevat 35 prachtige vertelselsGa naar voetnoot(1). Van Jules Leroy, kapelaan te Staden en later pastoor te Wulpen, medewerker aan Rond den Heerd en Biekprf, verschenen de bekende Zeisels en Vertellingen, die tot op heden door de Westvlaamsche jeugd met onverminderde geestdrift worden gelezen en herlezenGa naar voetnoot(2). Het is spijtig dat in den bundel van A.J. Witteryck alle gegevens ontbreken over opname en werkwijze, ook bij J. Leroy is dit het geval en deze zanter sprong daarbij zeer losjes om met de opgenomen vertelsels, die hij graag navertelde, d.w.z. verletterkundigde. Na deze bundels dienen deze aangestipt van A. Vermast, C. Claerbout en Horand (schuilnaam van pastoor Julius ValckenaereGa naar voetnoot(3). Getrouwe weergave is in hun | |
[pagina 62]
| |
bundels niet aan te treffen. Vooral Horand heeft in zijn Groot Westvlaamsch Sagenboek gepoogd uit tientallen brokstukken van volksvertelsels oude epische Saga's samen te stellen, zoodat er van de oorspronkelijke opname heel weinig teruggevonden wordt. Een der merkwaardigste bundels naast deze van Lootens en Witteryck noemen we de Vlaamsche Wondervertellingen uit Fransch-Vlaanderen, uitgegeven door priester Gust Lamerant van IeperGa naar voetnoot(1). Het bevat 13 vertelsels van éénzelfden verteller, en is in zijn trant het beste dat we bezitten. We mogen ten slotte niet onvęrmeld laten dat G. Gezelle, J. Leroy, J. Valckenaere en G. Lamerant trouwe medewerkers van Biekorf geweest zijn. Na den wereldoorlog 1914-18 schijnt West-Vlaanderen een dorre heide waarop geen volksvertelsels, ten minste in afzonderlijke uitgaven, meer bloeien. Want noch Streuvels' Vertelsels van 't jaar nul, noch H. Vrielynck's Brugsche Legenden kunnen we onder de volkskundig-verantwoorde zantingen rangschikkenGa naar voetnoot(2). Biekorf blijft, voor dit tijdvak tusschen de twee wereld oorlogen, de kleine goudmijn. Talrijke vertelsels, vooral sagen, worden er in aangetroffen. En we denken hierbij in het bijzonder op de lange reeks Fransch-Vlaamsche volksschatten overgenomen uit het in het Fransch opgestelde handschrift van Mevr. de la ChapelleGa naar voetnoot(3). Uit dit overzicht mogen we gerust besluiten dat West-Vlaanderen een zekeren rijkdom heeft verworven op het gebied van het volksvertelsel. De andere gouwen van | |
[pagina 63]
| |
het Vlaamsche land zijn overigens met het zanten van hun vertelsels niet ten achter gebleven. Degelijke en ook minder geslaagde bundels zagen het licht, min of meer verantwoord, min of meer getrouw, van Lootens' uitgave af steeds verminderend in waarde ten opzichte van de tegenwoordig geldende wetenschappelijke richtlijnen. *** Het is dan ook niet zonder genoegen dat we den pas verschenen bundel Vacantie vertellingen uit het Duinenland van Paul de Keyser doorgelezen hebbenGa naar voetnoot(1). Deze Westvlaamsche volksvertelsels danken we aan de navorschingen van een Oostvlaamsch folklorist. Tijdens zijn vacantiedagen te Oostduinkerke (1935-40) heeft dhr. de Keyser ze opgezant en neergeschreven, om ze aan zijn kinderen en hun vriendjes tijdens de regennamiddagen te vertellen. Ze werden niet als ‘wetenschappelijke’ folklore bijdragen opgeteekend en ook niet met dit doel uitgegeven. Het boek is voor de jeugd bestemd, en zoo krijgen alle Westvlaamsche kinderen de gelegenheid een minder bekend gewest op sagenwandeling te verkennen. Deze Vacantie-Vertellingen bevatten 12 volksvertelsels van verschillenden aard. ‘Hoe Sporkin, de Jager, meester werd van Duinenland’ en ‘De opstand der Duindieren’ zijn gelocaliseerde dierensprookjes. ‘Van Tierlantijn den Paardvisscher en den Roeischaard’ is tweeledig: als eerste deel, het vertelsel van 't Visschertje uit de Roo zee, zeer bekend in Vlaanderen, en misschien een der zeldzame sprookjes die nog regelmatig in den volksmond worden aangetroffen; als tweede deel, de verdere lotgevallen van het terug ongelukkig geworden visschertje met den gevaarlijken waternekker Roeischaard. ‘Hoe de Abdij van ter Duinen werd gesticht’, ‘Het Ontstaan van den Hoogen Blekker’ en ‘De Legende van St. Idesbald’ zijn legenden die betrekking hebben met de oude abdij van Koksijde en | |
[pagina 64]
| |
haar gelukzaligen abt. ‘De Schat van de Patershoeve’ verwerkt eenige verwante gegevens over schatgravers uit de streek en over hun eigenaardige vondsten. ‘Het Doolkruid’ is de ondergrond van een historische sage over een mislukten overval op 't klooster van Ten Bogaerde. ‘De Tempeliers van Nieuwpoort’, kunnen we rekenen onder de best bekende historische sagen van de streek; over de ridders van den Tempel wordt in vele Westvlaamsche gemeenten nog graag verteld. ‘Het H. Sacramentskapelletje te Oostduinkerke’ verhaalt een hostielegende, aan dewelke een kapel haar bestaan dankt. ‘De grondelooze Put van 't Hof ter Hille’ is een variante van een sage aan dewelke dhr. de Keyser reeds vroeger zijn aandacht schonkGa naar voetnoot(1). ‘Van twee rare Pastoors’, handelt over Pastoor Lootens, een familielid van den Brugschen folklorist Adolf Lootens, die dood of welvaart van de Yslandvaarders tijdens hun afwezigheid aan de familieleden kon mededeelen; en ook over kapelaan Mahieu aan wien wonderbare eigenschappen door het volk toegeschreven worden. Dergelijke ‘pasterssagen’ zijn in West-Vlaanderen nog zeer talrijk uit den volksmond op te teekenen en we hopen er later eens een afzonderlijke bijdrage aan te wijdenGa naar voetnoot(2). In dezen bundel vertellingen uit den volksmond, heeft dhr. Paul de Keyser, dunkt het ons, een gezonde oplossing gevonden en een goeden middenweg tusschen de zuiver wetenschappelijke opname en het totaal verletterkundigen van vertelselthema's. Voor alle sagen worden de zegslieden vermeld; had de uitgever ook nog de nota's van den verzamelaar over deze thema's in een kort aanhangsel overgedrukt, dan hadden we met nog meer genoegen dezen jongsten Westvlaamschen bundel verwelkomd en hem tevens een | |
[pagina 65]
| |
groote verspreiding en bekendheid in Westelijk Vlaanderen toegewenscht. De uiterlijke verzorging is keurig, de verluchting door een jeugdige laureate van de Gentsche Academie is sober en geslaagd. Onze kinderen zullen aan dit werk met echt volkskundigen ondergrond, meer genoegen beleven dan aan de bundels vertelsels, uit onze en ook uit buitenlandsche verzamelingen door bekende auteurs naverteld, die thans door enkele Vlaamsche uitgeverijen in record-tempo in den handel worden gebracht. H. Stalpaert |
|