Biekorf. Jaargang 46
(1940-1945)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |
[Nummer 4]De Parochiekerk van Schoore volgens de oude Kerkrekeningen.1. In den Geuzentijd.De oudste kerkrekening van Schoore die bewaard bleef, is van het jaar 1579, ten tijde dat de protestanten meester waren in het Brugsche Vrije, en dat bijna al de parochiekerken van hun altaren, beelden en paramenten beroofd waren, en gebruikt werden voor den hervormden eeredienst. De pastor van Schoore ‘Pieter Baudens, predicant, wylent pastoor van dese prochie’, was tot den nieuwen eeredienst overgegaan en door de hoofdmannen, kerkmeesters en parochianen aangesteld ‘omme 't ghemeente van de prochie van Schoore 't woort Godts te predicken’ gedurende een vol jaar van Kerstdag 1579 tot Kerstdag 1580. Hij was echter nog niet volledig ‘hervormd’ want hij hield een oud katholiek gebruik in eere, namelijk de uitdeeling van boven de driehonderd krakelingen en zes stoop wijn aan de parochianen op Witten Donderdag ‘naer costume’. De pastor-predikant werd ook speciaal betaald om ‘ghepredict te hebben de passie up den goeden vrydach metsgaders de verrysenesse up den paeschdag, naer costume’. De kerk moest heel en al uitgeplunderd zijn, want er was zelfs geen predikstoel meer; in plaats ervan werd een ‘leerhoudt’, een verhoogde lessenaar, aangekocht. We weten niet of Pieter Baudens later opnieuw | |
[pagina 74]
| |
katholiek pastoor van Schoore geweest is, misschien was hij maar voor den schijn ‘hervormd’, want in de rekening vinden we geen uitgaven, noch voor het ‘nachtmael des heeren’, noch voor reizen naar de verschillende ‘classen’ of protestantsche kerkvergaderingen die regelmatig gehouden werden in het Brugsche Vrije, en waarvoor er uitgaven vermeld staan in de kerkrekeningen van de andere hervormde gemeenten. In 1580 werd de kerk eens gebruikt voor het vernachten van vier vendelen voetvolk die van Nieuwpoort naar Meenen trokken. De rekeningen van de volgende jaren zijn niet bewaard. | |
2. Vernieling en Herstelling.In 1611 werd het volgende aangekocht: twee stolen, twee manipels, een ‘roo priael hanghende an de siborie’, twee banken, een brandvenster boven de lijkdeur en een nieuwe ‘spersketele’. Het beeld dat op het hoogaltaar stond werd geschilderd. In 1612 zijn er uitgaven voor een nieuw antiefonaris, een nieuwe predikstoel met verhemelte, banken voor de vrouwen en een windhaan op den toren. In 1613 wordt een nieuwe metalen kroonluchter in het koor gehangen. In 1614 komt een nieuw kruis op het hoogaltaar en twee beelden van O.L. Vrouw en St. Jan, alsook een nieuwe steenen doopvont. Het Brugsche Vrije schonk een nieuwe brandvenster. In 1616 werden meien en vinkoort gehaald om op H. Sacramentsdag en kermisdag de kerk te versieren, ze werden vastgemaakt met garen en spelden. In de kerk werden standvensters aangebracht die met stroo gedekt werden, boven het altaar werden zekere gaten gestopt ‘daer de duven altydts dure kwamen’. Zooals ieder jaar, werd de klok geluid op Allerzielennacht. In 1618 worden twee registers aangekocht voor het inschrijven van doopen en huwelijken. In 1623 komt er een nieuwe zitbank in het koor. Het koor werd twee jaar later in orde gebracht door | |
[pagina 75]
| |
het schilderen van het tabernakel, en den aankoop van twee schilderijen van St. Salvator en O.L. Vrouw voor de altaren, aan schilder Nicolaas Adriaenssen uit Nieuwpoort. In de kerk werd een nieuwe biechtstoel geplaatst. Van 1630 tot 1634 komt het volgende voor in de rekeningen: ‘een witte damasta vane.... met een vergulde bildt van Onse Lieve Vrauwe daer in’ geleverd door de Zwarte Zusters van Nieuwpoort. Een houten afsluitsel van het koor en twee houten pilaren met engels erop: dit houtwerk werd geschilderd, alsook de doopvont. Een nieuw uurwerk op den toren, het burgerlijk bestuur moest echter de helft van de kosten ervan afdragen, Twee zilveren ‘ampullekens’. In 1634 werd de kerk heel en al hersteld door Anthoine Thuenebrouck, metser, en Gilles Pierloot. In 1637 werden de vensters van de kerk met stroo gestopt door een stroodekker. In 1638 komt er een ‘silveren vergulde remonstrance’ en in 1641 een nieuwe roode kerkvaan. In 1642 en 1643 werden er schilderijen geleverd voor de altaren. Het eerste jaar schilderde Jacques Beuvry een drieluik voor het St. Anna-altaar, het middenpaneel verbeeldde de HH. Anna en Joachim; het volgende jaar werd een schilderij van O.L. Vrouw Hemelvaart vervaar digd voor het hoogaltaar door Nikolaas Kiefet ‘alles volghens de prisie gedaen by mre Jeremias Mittendorf, Jacop van Oost ende Glaude Ogiers, alle schilder meesters van den style’. De helft van het middenkoor werd gelambriseerd. Het hoogaltaar werd voltooid in 1644; een nieuwe koorlessenaar werd aangekocht, het O.L. Vrouwbeeld boven het hoogaltaar werd geschilderd en een violette gordijn geleverd om de schilderij van het hoogaltaar te bedekken | |
3. Nieuwe schade en herstelling.Van 1645 tot 1648 werd het platteland opnieuw onveilig gemaakt door de Fransche troepen. Het kerkgoed werd per schip naar Nieuwpoort gevoerd met een Fransche sauvegarde. De kerkjuweelen en de paramenten werden | |
[pagina 76]
| |
in twee koffers gesloten en bij de paters Recolletten ondergebracht. Voor de eigendommen van de kerk moest contributie betaald worden aan de Fransche kroon. De kerk had erg te lijden gehad van de soldaten die alles beschadigden en het lood van de goten medenamen. De kerk werd hersteld en verrijkt met twee beelden gesneden door Ant. de Revel: een beeld van O.L. Vrouw dat geplaatst werd tusschen het hoogkoor en het koor van St. Anna, alsook een beeld van den Engelbewaarder. Een nieuwe metalen kerkschaal werd aangekocht. In 1648 was er opnieuw gevreesd voor een inval, de kerkparamenten werden ten deele bij de Karthuizers te Nieuwpoort gevlucht en ten deele te Brugge. Er werden tinnen vaten gekocht voor de H. Olie en een houten speersvat. De kerk kocht ook een Vlaamsch evangelieboekje. Op 8 Februari 1649 werd op bevel van den bisschop een requiemmis gecelebreerd voor al de soldaten die in dienst van den koning van Spanje gestorven waren. In 1665 werden er groote herstellingen uitgevoerd aan de kerk, daartoe had het kerkbestuur geld geleend. Het volgende jaar werd de toren hersteld, en de windhaan, die niet meer kon draaien en scheef hing, vermaakt. De tiendeheffers moesten in de herstelling tusschenkomen, het kapittel van Doornik en de abdij van Vicogne deden het gewillig, maar tegen de abdij van Loos moest de kerk een proces inspannen. Nieuwe vijandelijke invallen maakten het platteland onveilig, de ‘kerkekiste’ met de gewijde vaten werd naar Brugge gevlucht en de schabellebanken en altaarklee-deren naar Diksmuide. Een houten emmer werd aangeschaft voor het wijwater ‘mits de kerke ketel ghevlucht is’. Bij den post van ‘600 treckelingen met 15 wittebrooden omme te deelen inde kercke op den wittedonderdag 1672... naer oude costume, met oock de leveringhe van een alfve tonne gr(anatewijn)...’, staat in marge: ‘dat men betoone dese fondatie ende wat raeckt de | |
[pagina 77]
| |
drinckerie in de kercke, fiat rapport aen syn hooghwerdigheyt’. Er moesten dus misbruiken geweest zijn, gevolgd door klachten bij den bisschop, zooals te Slijpe in 1676Ga naar voetnoot(1); nochtans staat de wijn nog vermeld in 1674, maar de commissarissen die de rekening moesten goedkeuren, hadden erbij gevoegd: ‘transeat voor desen keer, maer de post sy achtergelaten op peyne van roye’. In 1678 is er maar een stoop wijn meer in rekening gebracht voor den Witten Donderdag. Uit de latere kerkrekeningen valt niet veel meer te halen. In 1723-1724 levert de zilversmid Vandewalle een ‘H. Olie casken’. In 1729 komt er een nieuw paviljoen voor de processie; in 1733 een nieuwe biechtstoel. In 1751 wordt de vloer binnen den communiebank verlegd. De zilversmid Pieter Detier maakt in 1761 een nieuwe remonstrantie in zilver, waarvan deelen verguld waren. De altaren werden geschilderd, gemarbreerd en verguld in 1769 en in 1785; en in 1773 werd een nieuw beeld onder den predikstoel geplaatstGa naar voetnoot(2). J.D.S. |
|