| |
| |
| |
Westvlaamsch archief
voor geschiedenis, oudheidkunde en folklore
I-II
1939-1940
| |
| |
| |
[Nummer 1]
De Heeren van Gistel en het Blauwhuis te Haringe.
Onder de adellijke families die in vroegere eeuwen Haringe bewoonden en er in de kerk hun laatste rustplaats vonden, treffen wij de familie ‘van Gistel’ aan. Bijna alle handschriften of werken over geslachtkunde hebben een of andere lijst met afstammelingen van dit aloude en invloedrijke geslacht uit Vlaanderen. Van dezen breedvertakten familieboom wordt nochtans de twijg die in Haringe afstierf nergens aangegeven, hoewel zij op den Ekelsbeke-tak ontsproten, rechtstreeks haar levenssap ontying van den stam te Gistel. In volgende lijst willen wij deze bloedverwantschap aantoonen door het opgeven van de personen die het geslacht in rechte lijn hebben voortgezet; soms geven wij meerdere namen van kinderen, doch dan uitsluitend om aan te stippen hoe de ouderlijke bezittingen werden verdeeld.
Onze gegevens ontleenden wij aan verschillende bronnen, die wel niet altijd eenstemmig zijnGa naar voetnoot(1). De
| |
| |
oorzaak hiervan ligt vooral in het feit dat vader en zoon gewoonlijk denzelfden naam dragen, waardoor ze moeilijker te onderscheiden vallen; ook werd het huwelijk vaak gesloten tusschen bloed- en aanverwanten, wat de moeilijkheden niet komt verminderen. Overal hebben wij de meest gegronde of waarschijnlijkste lezing overgenomen, die toch maar onder voorbehoud mag aanvaard worden. Als stamvader nemen wij:
I. Jan Heer van Gistel. Voormezele, de Mote, (la Motte, leengoed te Armentiers) en van den tol te Brugge. Hij was kamerling (chambellan) van Vlaanderen en had Isabelle van de Woestyne gehuwd die na 1308 overleed. Jan was reeds gestorven den 14 December 1289. Als schild voerde hij het volle wapen van Gistel; op veld van keel een hermelijnen keper.
Als kinderen hadden ze o.a.:
1. | Jan, die later als heer van Gistel en van den tol te Brugge door zijn huwelijk met Margriete van Luxemburg de rechtstreeksche voortzetter werd van het geslacht der heeren van Gistel. Als oudste zoon van het huis is hij gerechtigd het oorspronkelijk wapen te dragen. |
2. | Boudewijn van GistelGa naar voetnoot(1), heer van Voormezele, huwde Antoinette van Belle; zijn dochter Johanna van Gistel
|
| |
| |
| († 1338) bracht door haar huwelijk met Niklaas van Loo († 1351) de heerlijkheid Voormezele in dit geslacht. Beide laatste liggen begraven in St. Maartens te Ieper. |
| |
3. | Wouter van Gistel die volgt. |
| |
4. | Geeraart van GistelGa naar voetnoot(1), heer van de Woestyne (leengoed gelegen te Aalter) en stichter van den iak der heeren van de Woestyne.
Als breukteeken nam hij in het wapen van Gistel drie ankerkruisen op, ontleend aan het wapen zijner moeder die, als vrouw van de Woestyne, op een veld van keel een zilveren ankerkruis droeg. |
II. Wouter van Gistel, Ridder, heer van de Mote (hem door zijn moeder afgestaan in 1308). Door zijn huwelijk (in 1299) met Beatrijs, dochter van Diederik, werd hij heer van Ekelsbeke en stamvader van het geslacht van Gistel-Ekelsbeke. Bij Gailliard, en Gilliodts (naar het Recueil Généalogique) wordt hij nog heer van LandeghemGa naar voetnoot(2) genoemd. Als breuk nam hij in het
| |
| |
wapen van Gistel drie zilveren spoorradertjes op, overgenomen uit het wapen van zijn vrouw die op keel drie zilveren spoorradertjes d.i. het wapen van Ekelsbeke droeg. - Na zijn dood gingen zijn bezittingen over op zijn oudsten zoon.
III. Jan van Gistel, Ridder, heer van Ekelsbeke, Ledringem en de Mote die in 1334 (volgens de Visch 1349) het huwelijk aanging met Johanna van Beveren, dochter (of zuster) van Diederik, heer van Diksmuide, en Alexandrine van Ollehain (alias Dolhain).
Als zoon en opvolger hadden zij:
IV. Geeraart van Gistel, Ridder, heer van Ekelsbeke, Ledringem, de Mote en ProvenGa naar voetnoot(1). Hij trad in den echt met Margriete van Crequy en stierf in 1387; uit hun huwelijk hadden zij volgende kinderen:
1. | Theodoor van Gistel, heer van Ekelsbeke, gestorven zonder nageslacht. |
| |
2. | Jan van Gistel die volgt. |
| |
3. | Jacqueline van Gistel, overleden in 1451, echtgenoote van Jan van Halewyn. |
| |
4. | Isabelle van Gistel, die Jan van Vlaanderen, heer van Drincham, huwde. |
| |
| |
V. Jan van Gistel, Ridder, heer van Ekelsbeke, Ledringem, de Mote en Proven, huwde Maria van Halewyn. Hij stierf den 22 September 1434 (R. G) en werd opgevolgd door:
VI. Wouter van Gistel, Ridder, heer van Ekelsbeke, Ledringem, de Mote en Proven, die overleed den 1 September 1457 (Gilliodts). Hij was gehuwd met Maria van Haveskerke, dochter van Lodewijk, heer van het hof ten Broeke (leenhof te Oostvleteren, Westvleteren en Reninge) en van Margriete van Heule (heerlijkheid te Oostvleteren), vrouw van Oostvleteren (naar de Visch), beide begraven in de kloosterkerk van Eversam. Volgens de Visch (en naar hem Diegerick-Bergerot in hun Histoire du Château et des Seigneurs d'Esquelbecq, Brugge, 1857) zou Wouter in tweede huwelijk verbonden geweest zijn met Jeanne d'Aucourt, fa Olivier; dit is moeilijk aan te nemen.
Maria van Haveskerke overleed den 1 April 1475 en ligt bij haar man begraven te Ekelsbeke; samen wonnen zij:
1. | Jan van Gistel, Ridder, heer van Ekelsbeke en Ledringem, die uit zijn huwelijk met Jeanne van Gruuthuyse alias Brugge (1455) een dochter Jeanne had, die uitgehuwd werd door Lodewijk (Jan) van Halewyn, heer van Peene, waardoor de heerlijkheden Ekelsbeke en Ledringem aan het geslacht van Halewyn overgingen. |
| |
2. | Lodewijk van Gistel, heer van Wispenhof (alias Viespenhoff - R. G; Mespenhout of Mespenhorst - de Visch), huwde Maria de dochter van Jacob van DesvresGa naar voetnoot(1) en
|
| |
| |
| van Jeanne van Zinnegem. Bij de Visch lezen wij ‘zij hadden onder hen alle de partien van Oost- en Westvleteren ende het leen van Nevele’ (heerlijkheid te Oostvleteren). Hun eenige dochter, Maria van Gistel, vrouw van Wispenhof, huwde Jan van Oignies, heer van Watten, overleden den 17 Juni 1521 en begraven te Oostvleteren. |
| |
3. | Jacob van Gistel, Ridder, die als erfdeel de Mote en Proven ontving (1448), huwde eerst met Jeanne van Fontaines (heerlijkheid te Blaringem), dochter van Jan en Maria van Avroult.
Later hertrouwde hij met Claudine de la Viefville († 21 Mei 1483), dochter van Lodewijk, heer van Sams en Château-Vilain.
Zijn nakomelingen zetten den tak der heeren van de Mote, Proven en Varsenare voort. |
| |
4. | Jossine van Gistel, vrouw van Angest (heerlijkheid te St Silvesterkapel en te Ste Mariakapel) en van Moulin-du-Val, huwde Antoon van Wissocq, ridder, heer van Gapannes (leenhof van den Burg van Veurne te Zoutenaaie). |
| |
5. | Margriete van Gistel huwde met Jan van Houtte (alias du Bois), Heer van Vleteren en Strazeele. |
Benevens deze 5 kinderen had Wouter nog een bastaardzoon, die de stamvader werd van den tak die Haringe bewoonde, namelijk Symphoriaan.
(Vervolg).
A. Deschrevel.
|
-
voetnoot(1)
- Th. de Limburg-Stirum. Le chambellan de Flandre et les sires de Ghistelles. Gent, 1868. - Hieruit gebruikten wij vooral het bewijsstuk LII.
Carolus de Visch. Notitiae Genealogicae 1659-1661. - Hs. 137/22 bewaard op het archief Groot Seminarie Brugge. Voor de familie van Gistele (fo 81-84 vo) schijnt dit werk nogal betrouwbaar, aangezien de Visch zelf aanteekende dat hij zijn nota's kon putten uit origineele charters van Lodewijk van Gistel, heer van de Mote.
J. Gailliard. Bruges et le Franc, Brugge, 1857, Bd. I, blz. 80 vv. Voor dat werk konden wij de aangevulde en verbeterde uitgave nazien in de Bibliotheek van het Rijksarchief te Brugge.
Recueil Généalogique de families originaires des Pays-Bas. Rotterdam, 1775, Bd. II, blz. 153 ss. (Afkorting: R.G.).
L. Gilliodts-van Severen: Coutumes de la ville et châtellenie de Furnes, Bd. IV passim. Voor veel geslachtslijsten steunt Gilliodts op het voorgaande Recueil.
Benevens deze Genealogische werken, raadpleegden wij nog:
Chanoine de Joigny. Manuscrit relatif aux Seigneuries de Flandre, publié par le Comte Henri de Limburg-Stirum, Oudenaarde, 1935.
A. Vanhove. Essai de Statistique Féodale de la Flandre Maritlme, 1e partie (Châtellenie de Cassel. La Motte au Bois. Territoire de Merville) Annales du Comité Flamand de France, Bd. XXXIX (1932).
-
voetnoot(1)
- Wij volgen hierin de Visch en de Joigny hoewel de andere lijsten geen Boudewijn vernoemen. Wat ons tot deze lezing aanzette, is het feit dat Johanna bij allen als dochter van den heer van Voormezele of als vrouw van Voormezele en echtgenoote van Niklaas van Loo bekend staat; ook over den datum van haar afsterven (13 Oktober 1338) bestaat geen twijfel. Was Johanna dochter van Wouter zooals Gailliard en het Ree. Gén. schrijven, dan is het onverstaanbaar hoe zij kan vrouw van Voormezele zijn, terwijl haar vader enkel heer was van de Mote en Ekelsbeke. Joigny noteert dat Boudewijn een nageboren zoon is van Wouter; dat is mogelijk wel de reden waarom Boudewijn niet vernoemd wordt bij de Limburg-Stirum en andere.
-
voetnoot(1)
- Ditmaal naar Joigny en Gailliard (het Rec. Gén. heeft Jacques Sr de Woestine; volgens de Limburg-Stirum was deze Gerard kleinzoon van Jan en Isabelle) om soortgelijke reden als onder de vorige nota aangegeven.
-
voetnoot(2)
- In plaats van Landeghem (in O.-Vl.; ofwel de heerlijkheid in de gemeenten Anzegem, Ingooigem, Ootegem en Tiegem) moet hier waarschijnlijk gelezen ‘Ledringem’, dat niet alleen na Wouter's dood gedurende twee eeuwen samen met Ekelsbeke, aan eenzelfden heer toebehoorde, maar reeds rond 1320 samen vermeld staat ‘de sa terre à Ledringhem et d'Ekelsbeke’ (Com. flam., 13, 57); in 1376 onmoeten wij een ‘Jehanne de Bienke, dame de Yeskelbeke et de Ledringhem’ (Mém. Morinie, 15, 121). Onze meening schijnt nog bevestigd te worden door de verschillende schrijfwijzen die wij bij de verschillende auteurs ontmoeten naast de namen der afstammelingen van Wouter. Zoo lezen wij Landeghem, Landreghem, Landringhem, Ledringhem (ook soms naar de plaatselijke uitspraak Lederghem of Leereghem geschreven). Hoe Wouter heer van Ledringem zou geworden zijn, hebben wij niet kunnen uitmaken; het is niet onmogelijk dat dit gebeurde door zijn huwelijk met de erfdochter van den heer van Ekelsbeke. Ook hadden Ledringem en Ekelsbeke als heerlijkheden hetzelfde wapen.
-
voetnoot(1)
- Hoe Proven in zijn bezit kwam, hebben wij nergens kunnen vinden. - Volgens J. Gailliard zou deze Geeraart eerst gehuwd geweest zijn met Elise de Waucourt, waaruit hij Felix won. Bij deze bewering heeft hij verward tusschen Geeraart van Gistel, heer van Ekelsbeke, en Geeraart van Gistel († 1452), heer van Beveren en Ousselgem, gehuwd met Alice van Waucourt, († 1448) en beide begraven in de kerk van Beveren aan de Leie, waar hun grafsteen nu nog bewaard wordt. Hun zoon Felix van Gistel, heer van Beveren en Ousselgem, huwde Margriete van Halewyn, dochter van Tristram en ligt begraven te Oudenburg († 1477). De naam ‘van Beveren’ van Geeraart's moeder zal de aanleiding geweest zijn in deze verwarring.
-
voetnoot(1)
- Bij Gailliard lezen wij ‘Marie, dame de Furnes’; het bewijsstuk LII bij de Limburg-Stirum heeft ‘Marie de la Desurie’; de Visch heeft Marie fa Jean de Frennes; Gilliodts volgt het Recueil Généalogique dat ‘Marie de Fuerne ou des Uerne’ opgeeft. Hebben wij hier niet te doen met Desvres (stad in het arr. Boulogne) waarover wij lezen bij de Flou in zijn Wdb. der Toponymie onder aanmerking 1): ‘Door het verwarren van u en v ontstonden, in de XVIIe eeuw, vooral in de oorkonden, die elders dan te Desvres opgesteld werden, de vormen Desurenne en Desvrennes, ook Désurennes’. Ook vinden wij onder dit woord volgende aanhalingen: ‘Sire Jacques de le Desverne 1439’ en verder ‘Cy gist noble escuier Jacques de le Desvernes † 1440’. Zou deze Jacques soms niet te vereenzelvigen zijn met Jacob, den vader van Maria? Mogelijks kan de wapenkunde onze meening staven, want bij de Visch en het Recueil Généalogique voert Jacob ‘d'or à trois aigles de sable’.
|