Oudheidkunde:
Brugge, 108. Ieper, 55.
Folklore:
Bijgeloof, rond de galg, 56. Kat en hond in volkszeg en spreuken, 45. Maneschijn en wasdom, 57. Strandvisschen, 52. Spaansche viere, 30. De Moordenaarsduiker te Sint-Andries, 126. Litanie van Keizer Karel [tegen de pest], 129. Oorlogskost, 131. Kinderspel: Papegaai spelen, 130.
Volksgeneeskunde: De snik, 54.
Heiligenvereering- en verbeelding:
Barbara, 31. - Brigida, 33: te Beveren-Yzer,39; Bossuit, 39; Brugge, 40; Oostnieuwkerke, 64; Oostvleteren-Elzendamme, 68; Sint-Jan-bij Ieper, 71; Sint-Jozef. Hooglede, 72; Woesten, 72.
Kinderrijmpjes: 'k Ga naar Gent, 32. Wadde? een stuk van eenpadde... Wien? Pietje den dien, 131. Als den boer zijn patatten stampt, 131.
Raadsel: Maria van Egipte, 132.
Taalkennis.
Westvlaamsche zanten (zie 1939, bl. 215.)
Apekop, Bastebeier, Beerlander, Beschot, Bubbel, Buiken, Deurschinksel, Djake, Duts, Eenbalg, Garen, 83. Geernare, Gorgelen, 84. Hil, 94. Honger, Kammelingen, Klompers, Kluts, Knuffel, Krabben, Krotte, 84. Malieziekte, Mast, 85. Milo's, Mingsel, Moedertjes, 23. Moefelen, 24. Mok, 85. Mol, Mollemuus, Mot, Mouwekruipertjes, 24, Muus, 24, 85. Nannetje nul, Neuten met gaatjes, Neuzen, Niezen, Nijster, Nokken, No(o)rsen, Oef, Oelie, Oeststok, Officiertje, 25. Om, 92. Onderzetten, Onthouden, Onze lieven Heertjes teentjes, Onze Vrouwe distel, Oog, Onze Vader, 93. Oogenput, Ooren, Oortebond, Oortje, Opperpaster, Ote, Ouwersten, 94, Plompers, 84.
Vaktaal.
In 't Bankierskantoor: Kasse, 13. Kerselaere t'hooge, 13. Negocie, 13. Prutspapier, 13. Skonto t' hooge, 13. Over den stok, 13. Thesaurier, 13.