Biekorf. Jaargang 46
(1940-1945)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |
in ‘Het Visscherijblad’ te Oostende, en die, om hun bijval bij de lezers van dit blad, nu gebundeld werden. Deze bijdragen zijn van de hand van den zeer bedrijvigen archivaris en bibliothecaris van de stad Oostende, die, als briefwisselend lid van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, zoo veel gedaan heeft voor het behoud van onze molens (zie Biek. 1939, bl. 199) en van het duinlandschap. De eerste twee hoofdstukken geven een kort overzicht van de bebossching op onze kust, terwijl het derde hoofdstuk gewijd is aan het baanbrekend werk op onze kust verricht, door den ingenieur Pieter De Mey (1844-1898. De drie volgende hoofdstukken behandelen de strand verdediging. Voor de 14e tot de 16e eeuw wordt deze opgegeven voor heel de Vlaamsche kust die zich uitstrekt van kaap Gris-nes (het oude Vlaamsche Zwartenesse) tot aan de Schelde. Voor de 17e en 18e eeuw behandelt de Schr. vooral de haven van Oostende, die toen onze eenige nationale haven van belang was. Het zesde hoofdstuk is gewijd aan de huidige strandverdediging van de Belgische kust van ca. 1800 tot 1939. Dit hoofdstuk zal een blijvende documentaire waarde behouden, immers, al de werken die in deze jaren langs onze kust uitgevoerd werden, worden er grondig besproken. Wij zien er welke plaatsen van onze kust het meest bedreigd worden, alsook de gevolgen voor de oostkust, van den bouw van het havenhoofd van Zeebrugge. De plaatselijke geschiedvorschers van de kust zullen hier veel gegevens vinden, onder meer over het ontstaan en de ontwikkeling van onze nieuwere badplaatsen. Een interessante aanteekening op bl. 49b vermeit dat een deel der steenen, voortkomende van de afbraak van de oude St Donaaskathedraal te Brugge, in 1806 naar Blankenberge vervoerd werd, om er voor de zeeweringen gebruikt te worden. Wat men na het lezen van den titel zeker niet zou vermoeden, is het belangwekkend hoofdstuk gewijd aan het ontstaan en de ontwikkeling van de Vlaamsche zee. Dit is het zuidelijke deel van de Noordzee, dat gewoonlijk de Hoofden genoemd wordt. Vóór de doorbraak van het. Nauw van Kales behoorde de Vlaamsche zee tot het vasteland; de stroomen Schelde, Maas, Rijn en Theems waren toen slechts bijrivieren van een grooten stroom die ten westen van de Doggerbank in de Noordzee vloeide, terwijl een andere groote stroom, gevormd uit Ems, Weser en Elbe, ten oosten van deze bank in de Noordzee uitmondde. Ook het vraagstuk van de daling van onze kust word t er behandeld. | |
[pagina 87]
| |
Dit hoofdstuk is een samenvatiing van al de belangrijkste werken die aan dit vraagstuk gewijd werden; vermelden we vooral de ‘Onderzoekingen in de Hoofden’ van Dr Johan van Veen (1936) en de bijdrage van majoor Ch. Stevens over den oorsprong van de Vlaamsche zee (1939). Voor vele lezers zal dit hoofdstuk een ware openbaring zijn, omdat de uitslagen van de opzoekingen over de Vlaamsche zee, nog niet in breede kringen gekend zijn. Een laatste hoofdstuk behandelt de Vlaamsche kust en haar veranderingen in de historische tijden, waar ook de studie van de plaatsnamen bij te pas gekomen is om historische en aardrijkskundige gegevens te bevestigen. Dit boek van den heer Loontiens zal de kennis van het verleden van onze zeekust in breede middens helpen verspreiden, en we verwachten met veel belangstelling het tweede deel dat zal handelen over duinvorming en duinbeplanting; wij willen hopen dat, ten gevolge van de tijdsomstandigheden, dit vervolg niet te lang zal uitblijven. Het is spijtig dat de Schr. niet in de mogelijkheid was om zijn boek met enkele kaartjes te illustreeren en dat het geen inhoudstafel heeft; het is overigens opgeluisterd door tien lino's van Robert Buys. L.S. |
|